Evert Akkerman de petroleumventer

Evert Akkerman de petroleumventer.

Bakkersfamilie Van den Oord voor hun winkel aan het Kerkpad. (1925)

Bakkersfamilie Van den Oord voor hun winkel aan het Kerkpad. (1925)

10 jarig bestaan van rijwielhandel en autoverhuur Klomp. (1935)

10 jarig bestaan van rijwielhandel en autoverhuur Klomp. (1935)

Firma A. Benning aan de F.C. Kuyperstraat.

Firma A. Benning aan de F.C. Kuyperstraat.

Wandel- en Rijwielkaart. (1938)

Wandel- en rijwielkaart. (1938)

Valkenet, smidse, winkel in haarden en kachels

Valkenet, smidse, winkel in haarden en kachels 1935

Patatautomaat Koninginnelaan

Patatautomaat Koninginnelaan jaren '60

Noodsupermarkt Overhees

Noodsupermarkt Overhees 1976

Bevrijdingsoptocht 1955

Bevrijdingsoptocht 1955; wagen Gymnastiekvereniging Olympia

Menu

Duizend artikelen in "Van Zoys tot Soest"

Ton Hartman

In de herfsteditie 2018 (39ste jaargang nummer 3) van dit blad werd met de mededeling "Aanwinsten archief Soest" het magische getal van 1000 artikelen bereikt. Artikelen die bijna allemaal over een stukje geschiedschrijving van Soest en Soesterberg gaan met een diversiteit die boeiend is. Maar veel artikelen lokken weer een reactie uit, waarvan ik denk dat het weer een vervolg waard is. Natuurlijk hebben de auteurs hun best gedaan maar soms geeft een kleine aanvulling een geheel ander beeld. En over beeld gesproken, het blijft intrigerend om naar een juiste afbeelding te zoeken. Voor mij als voormalig hoofdredacteur was de rubriek "Terugblik op vorige nummer(s)" een mooie mogelijkheid om communicatie over en weer met lezers en gastschrijvers te bereiken.

Zusters Augustinessen van Heemstede in Nieuw Mariënburg
Onderlaatst beschreef René van Hal in dit blad (Winter 2017 38ste jaargang nummer 4 blz. 10 t/m 18) de geschiedenis van bovengenoemde congregatie en huize Mariënburg. Terloops merkt hij op dat er ook nonnen uit Soest afkomstig waren. Dankzij de heer Frits de Rond (1928-2017) hebben we daarbij ook een naam gevonden, namelijk de eerwaarde zuster Placida. Op haar prentje "ter herinnering aan de Plechtige H. Professie der Eerw. Zuster M Placida (in de wereld) Johanna H. Bosboom in de Congregratie der zusters Augustinessen St. Hipolitusgesticht Delft" staat dat zij op 2 mei 1923 ingewijd is. Johanna Hendrika Bosboom (1897-1981) was een dochter van timmerman Evert Bosboom en zijn vrouw Aaltje Spijker, die woonden aan het Kerkpad ZZ 8 (thans waarschijnlijk 6 en 6a). Bekender was haar grootmoeder Dirkje Bosboom-Hilhorst (1824-1906) die de vroedvrouw van Soest was. Enigszins in het voetspoor van haar oma Dirkje was Johanna ook werkzaam in de wijkverpleging. Bij de krantenknipsels die Frits de Rond aan de Historische Vereniging heeft overgedragen, lezen we in een parochieblaadje dat Zuster Placida in Rotterdam als wijkzuster van wanten wist. In de buurten waar de 'rode lampjes' brandden knipperde zij niet met haar ogen als zij zag dat bij een patiënte het 'toevallige' bezoek zich achter de kast of onder het bed schuilhield. Het grootste gedeelte van haar werkzame leven speelde zich af in Rotterdam, waaronder ook de zware oorlogsjaren. De laatste jaren van haar leven bracht zij weer in Soest door in Mariënburg waar zij van haar welverdiende rust mocht genieten. Naast krantenknipsels bevatte de map ook wat brieven uit haar opleidingsjaren aan de familie.

Natuurlijk schrijft zuster Placida over haar toekomst en informeert vooral naar de thuissituatie. Placida vraagt nadrukkelijk om terug te schrijven, dan hoort zij het wel van moeder overste, over censuur gesproken!

Tenslotte bevatte de ordner ook wat foto's. Op een foto is te zien dat Johanna Bosboom haar eeuwige gelofte deed, samen met negen andere meisjes. Zuster Placida is op de foto niet eenvoudig te identificeren, de foto is van matige kwaliteit. Ook de volledige haardrachtbedekking en de grote kap werken niet mee.

De actiefoto laat goed de tegenstelling zien tussen traditie: het habijt, en pragmatisme: het vervoermiddel, gezien de kentekenplaat een motorfiets, waarschijnlijk eenSparta.De laatste foto toont het trappenhuis van Nieuw-Mariënburg, gevuld met goedlachse religieuzen, waarschijnlijk is deze foto gemaakt ter gelegenheid van een jubileum. Zuster Bosboom zit recht boven de pastoor. Afgebeeld zijn 37 nonnen, in het adresboek 1970 worden 84 namen vermeld van bewoners van Nieuw-Mariënburg, daaronder 50 mejuffrouwen waarvan verschillende non zullen zijn, waaronder ook Johanna Bosboom. Daarnaast zijn de anderen bewoners 'ouden van dagen' en wel 25 weduwen, één mevrouw en acht personen waarvan alleen de naam vermeld wordt. Dit kunnen alleenstaande heren zijn zoals emeritus pastoor A.G. Smit, die de pastoor op de groepsfoto was, of echtparen.

Aanvankelijk was Mariënburg bedoeld als 'bejaardenhuis' maar al vanaf de jaren dertig van de vorige eeuw werd het ook wel als noodziekenhuis en als kraamkliniek gebruikt. René van Hal schrijft dat de Soester huisartsen daar veelvuldig gebruik van maakten, maar vader J.H.A en zoon H.G.Rupertwaren daar begrijpelijk echt kind aan huis. Terugkijkend kunnen we concluderen dat de nonnen veel goed werk hebben gedaan. Maar ook heeft de tijdgeest invloed op hoe mensen die tijd beleefd hebben. De 'ouden van dagen' zullen grotendeels tevreden zijn geweest als zij hun laatste levensjaren goed verzorgd hebben doorgebracht. Voor nonnen zal het best weleens een gevoel van jaloezie gegeven hebben om een gelukkig gezinnetje uit de kraamkliniek huiswaarts te zien gaan. Het diepe geloof in de soms ridicule regels van het katholieke geloof dat levenloos geboren kinderen niet als kinderen van God werden erkend terwijl je zelf weet dat het moederschap niet voor je is weggelegd zal soms weerslag hebben. Als je als ouders de kraamkliniek kan verlaten met een gezond kind zal je andere gevoelens hebben dan onder teleurstellende gebeurtenissen. Peter Beijer heeft in zijn recent verzamelde columns "Tussen Eem, berg, duin en polder" de ervaringen van zijn moeder beschreven. Zij mocht haar levenloos geboren kind niet zien en het kind werd weggemoffeld op een hoekje naast het kerkhof. Immers, een ongedoopt kind mocht niet begraven worden in gewijde aarde. Peter vertelde mij dat ook andere echtparen zich herkenden in deze ervaringen. Voor de ouders volgen vaak een herkansing maar de nonnen moesten als 'bruiden van God' hun kinderloosheid maar accepteren! Het blijft goed om te erkennen dat er ook vroeger verkeerde beslissingen genomen werden, vooral om te voorkomen dat het opnieuw gebeurt.

Landarbeiderswoningen
Onderlaatst stond er in dit blad een artikel over "een historische parel op de Bunt" (zomer 2018). Paul Verhoeven beschrijft de geschiedenis van de woning van Wil en Leo van den Berg aan de Ericaweg. De woning wordt omschreven als een voormalige boerderij, persoonlijk denk ik bij de gangbare beleving van boerderij aan een wat groter gebouw waar toch wat meer ruimte voor het vee is. Oftewel een kapel is nog geen kerk en iedere kerk is geen kathedraal. Bij de plaatselijke boekhandel viel mijn oog op een boekje met de titel "Hutten en Huizen". De ondertitel gaf meer prijs over de inhoud: "Resultaten van onderzoek naar de typologie van de landarbeiderswoningen in Nunspeet, Soest en Westvoorne", geschreven door P.A.H.M. de Wijs.

Het bovenstaande boekje (overigens zonder ISBN nummer) is al in 2015 uitgegeven maar heeft 'onze' boekhandel pas bereikt in april 2017. Frappanter is dat het veldonderzoek al voor 1992 is gedaan en schrijver/uitgeverij constateren in 2010 dat enkele beschreven panden inmiddels gesloopt zijn. Als wij ons beperken tot Soest, dan kunnen we onderschrijven dat er de laatste dertig jaar landarbeiderswoningen gesloopt zijn, maar staat er wel één landarbeiderswoning op de gemeentelijke monumentenlijst? En betekent een plaats op deze lijst ook daadwerkelijke ondersteuning om de landarbeiderswoningen te behouden?

Wat is een landarbeiderswoning?
De Wijs verstaat onder een landarbeiderswoning, ook wel daggelder of daghuurderswoning, een woninkje waar naast het gezin van de arbeider hooguit een tweetal koeien onderdak vond. Uit hun onderzoek blijkt dat veel van dit soort woningen uit plaggenhutten ontstaan zijn en sommige ook weer zijn doorontwikkeld tot kleine boerderijtjes.
Het verschil tussen een hut en een huis is eenvoudig: als er een raam met glas inzit wordt het als huis beschouwd. De enige maar dan ook beslissende grondslag of een woning een landarbeiderswoning of boerderijtje is: het geraamte van het gebouw. Wordt het dak alleen gedragen door een constructie van de buitenwanden (eenbeukig) of zijn er staanders aanwezig (driebeukig). Er zijn natuurlijk meer verschillen in de landarbeiderswoningen, bijvoorbeeld de plaats van de schoorsteen.
De huizen met de schoorsteen in de kopgevel zijn meestal ouder dan die waarbij men de schoorsteen in het midden van het pand geplaatst heeft. De Wijs concludeert tegelijkertijd dat de huizen met de schoorsteen een 'open haard' hadden, ik denk dat stookplaats met open vuur een juistere benaming is. In het boekje wordt gesproken over 'goot' betreffende het gedeelte tussen woning en stal, wij spraken vroeger altijd over de'gee, een soortement voorloper van bijkeuken. Wel was daarin een gootsteen en een petroleumstel. Indien er een rookkanaal was dan werd het keuken genoemd. De huizen met de schoorsteen in het midden hadden dan een kachel. De deuren (soms slechts één) bevinden zich in de lange gevel. Aan het einde van de negentiende eeuw werden de huizen gebouwd met machinaal vervaardigde bakstenen. Veel huizen zijn in die tijd en ook later nog gebouwd met uit sloop afkomstige stenen, dankzij de bepleistering zag men daar niets van. Hoewel de landarbeider met enkele koeien wel een bedrijf had, kon hij niet leven zonder inkomsten van buiten het bedrijfje. De koeien werden niet gehouden voor de melk, maar voor de mest, er was dus geen melkkelder! Bij boerderijen staan de koeien in een enkele of dubbele rij in de breedte evenwijdig aan de noklijn. Bij een landarbeiderswoning staan ze dwars op de noklijn. Het argument dat de hoogte van het pand van belang was om graan met de dorsvlegel te kunnen dorsen kunnen we terzijde leggen, deze zomer toonden de Woudenbergse "Vlegelmutsen" dat met dorsen de dorsvlegel amper boven de heup komt.

De beschreven woningen te Soest
Ter illustratie is een prentbriefkaart in het boekje opgenomen waarvan de omschrijving alleen "Oud Soest" is. Het is dezelfde foto die op de voorzijde van het zomernummer 2018 van dit blad staat, alleen niet ingekleurd. Volgens G.J.M. Derks betreft het de woning van Jan Hilhorst, alias Jan de Schutter, maar Jan de Ruig zou poseren.

Belverdèreweg 1, in dit pand bevond zich een ruitje waarin 1839 was gekrast. In 1952 is er een plattegrond getekend, met een schoorsteen midden in het huis, en ook voorzien van een kelder. De kamer werd verwarmd door een kachel en de keuken aan de andere zijde van de schoorsteen bevatte een schouw. De keuken was niet klein, circa vier bij vijf meter. Waterleiding was er hoogstwaarschijnlijk niet, buiten was een pomp getekend. Dit pand is gesloopt, waarschijnlijk rond 1952 voor de aanleg van het industrieterrein.

Henriëtte Blaekweg 6, van dit boerderijtje is een bouwtekening afgebeeld uit 1944 van het oplichten van een gedeelte van het dak in het achterhuis. De aflegering (dakeinde met een flauwere helling) werd vervangen door een doorgaande daklijn. Volgens de typische verschillen tussen landarbeiderswoning en boerderij die in deze publicatie uitgewerkt zijn, was opname van dit pand geheel onterecht. Het pand, ongeveer tien jaar geleden afgebroken en in dezelfde stijl herbouwd, was een T-huisboerderij.

Staalwijklaan 2, dit is volgens De Wijs de enige landarbeiderswoning met een schoorsteen in de kopgevel. In het boekje is een door de auteur gemaakte foto uit 2010 te zien. De keuken was ook hier circa vier bij vijf meter. In het bekende 'gele boekje': Geschiedenis en Architectuur wordt het een voormalige jachtopzienerwoning van Pijnenburg genoemd.

Veenpad 1, de plaggenhut van Jan Muis wordt als voorbeeld aangehaald en er wordt zelfs gememoreerd dat een grote ingelijste foto daarvan in het gemeentearchief van Soest hangt. De foto is vrij bekend maar niet afgebeeld! Volgens ons onderzoek heeft Jan Muis (1845-1922) zijn holbewonerschap tot zijn dood volgehouden, maar wanneer hij daarmee gestart is is nog niet duidelijk. Jan trouwde op 26 september 1874 met AnthoniaNab(1852-1910), de oudste zoon Lammert (1878- 1911) is te Maartensdijk geboren. In 1880 woonden zij weer in Soest waar hun tweeling Tijmetje en Harmen geboren werden, maar beiden overleden al in de kraamtijd. In hetzelfde jaar overleed ook vader en weduwnaar Harmen Muis die inwonend was. Daarna werden nog vier kinderen geboren waarvan alleen Anthonia (1885-1956) volwassen werd. Hun woonadres was Wijk C huis 220, of dit hetzelfde huis is waar Jan Muis de laatste jaren woonde moet nog uitgezocht worden. In 1898 wordt door de arrondissementsrechtbank Utrecht de scheiding tussen de echtelieden uitgesproken, Jan was toen voddenkoopman terwijl hij vroeger als beroep arbeider opgaf. Anthonia verhuisde naar Amersfoort waar zij de kost moest verdienen als werkvrouw.

Veenzoom 2a, het enige huis in Soest dat in 1990 daadwerkelijk bezocht is en ter plaatse gereconstrueerd. Dit huis en erf wordt in 1856 in het kadaster opgenomen, in de jaren tussen 1879 en 1899 wordt alleen het terrein aangeslagen. In 1899 wordt het verbouwd en in 1902 weer vergroot, in 1990 is geconstateerd dat de woning twee keer verlengd is. Op dat moment was het stalgedeelte van circa 2,35 meter voor twee koeien nog aanwezig. Er was eerder wel ruimte gemaakt voor 5 á 6 koeien maar die was alweer bij het woongedeelte getrokken. Volgens de familieoverlevering waren er vroeger twee bedsteden van 1.75 meter lengte in de zijgevel. Deze zijn uitgebroken om een zijkamer te maken, werd het dak verlengd waardoor de goothoogte aan die zijgevel nog maar 1.60 meter was. De zijkamer was de ouderslaapkamer, de meisjes sliepen op een zoldertje boven de koeien en de jongens boven de woonkamer (meestal was dit andersom). Bewoonster in 1990 was mevrouw Altena.

Veenzoom 6, bouwaanvraag uit 1916, bij alle bouwaanvragen was een dwarsstal ingetekend.

Veenzoom 10, bij een bouwaanvraag uit 1919 is vermeld dat er een Nortonpomp geïnstalleerd gaat worden.

Wieksloterweg [OZ] 83, bouwaanvraag uit 1911

Wieksloterweg OZ 97, bouwaanvraag uit 1912 voor "Herbouw van een afgebrande Woning". In dit pand was de dwarsstal onderverdeeld in twee hokken, één voor schapen en één voor geiten. Rond 2000 is er vervangende nieuwbouw gepleegd.

Wieksloterweg WZ 5 (een keer komt OZ5 in de tekst voor), alleen dat er een bouwtekening uit 1909 aanwezig is, deze tekening siert de voorzijde van de omslag van het boekje. Op de bouwtekeningen is geen waterkraan ingetekend.

Wieksloterweg WZ 25, bij een bouwaanvraag uit 1907 wordt gemeld dat er een Nortonpomp geslagen zal worden.

Afsluitend kan geschreven worden dat mijn inziens De Wijs wel wat meer veldonderzoek had kunnen doen, hij had dan kunnen constateren dat volgens zijn typologie de woning aan de Ericaweg een boerderijtje was.
Verder onderzoek had hem bijvoorbeeld nog wel een of twee landarbeiderswoningen aan de Ferdinand Huycklaan opgeleverd. Ook enkele andere boerderijtjes, zoals Birkstraat 76, kunnen we als historische parels beschouwen.

Contact

Historische Vereniging Soest/Soesterberg
Steenhoffstraat 46
3764 BM Soest




De Historische Vereniging Soest/Soesterberg heeft een ANBI-status.

Word lid

Lid worden van de Historische Vereniging Soest-Soesterberg.

Lid worden

Sponsor

Historische Vereniging Soest / Soesterberg is mede mogelijk gemaakt door:

Reto