Genealogische termen III

G. Staalenhoef

KWARTIERSTAAT

Het zal u duidelijk zijn dat iemand, als regel, niet een genealogisch onderzoek begint om vast te stellen of een bepaalde voorouder tot de zijne behoort.
Men komt pas tijdens een bepaald onderzoek tot die kennis.
En dat bepaalde"onderzoek is het kvartierstaat-onderzoek.

Bij de stamreeks in rechte opgaande lijn hebben wij gezien dat hierbij uit wordt gegaan van de vaders; bij de opgaande moederslijn alleen van de moeders.
Zonder te willen ingaan op allerlei zaken als erfelijkheid in financiële zin dan wel in de zin van geestelijke of lichamelijke eigenschappen, mag toch worden vastgesteld dat steeds de beide ouders een gelijkwaardige bijdrage leveren in het "zijn" van hun gemeenschappelijke kinderen, terwijl de vier grootouders op hun beurt weer ieder voor een kwart hun "bijdrage" hebben geleverd.

Uitgaande van deze gelijkwaardigheid van alle voorouders is de kwartierstaat een opstelling waarin al deze voorouders ook inderdaad een gelijkwaardige plaats krijgen.
In de kwartierstaat komen namelijk voor: degenen waarvan de staat wordt gemaakt (de probandus), de beide ouders, de vier grootouders, de acht overgrootouders en zo voort. Voor het eenvoudig raadplegen van de kwartierstaat wordt aan iedere persoon welke daarin voorkomt een nummer toegekend.

Voor deze nummergeving bestaan verschillende systemen, doch hier zal steeds herzelfde systeem worden gehanteerd.
Dit kan het beste worden duidelijk gemaakt met onderstaand schema:

De vaders krijgen steeds het dubbele nummer van het kind; de moeders het dubbele nummer plus 1. De "mannetjes" zijn dus even, de vrouwtjes oneven.