Evert Akkerman de petroleumventer

Evert Akkerman de petroleumventer.

Bakkersfamilie Van den Oord voor hun winkel aan het Kerkpad. (1925)

Bakkersfamilie Van den Oord voor hun winkel aan het Kerkpad. (1925)

10 jarig bestaan van rijwielhandel en autoverhuur Klomp. (1935)

10 jarig bestaan van rijwielhandel en autoverhuur Klomp. (1935)

Firma A. Benning aan de F.C. Kuyperstraat.

Firma A. Benning aan de F.C. Kuyperstraat.

Wandel- en Rijwielkaart. (1938)

Wandel- en rijwielkaart. (1938)

Valkenet, smidse, winkel in haarden en kachels

Valkenet, smidse, winkel in haarden en kachels 1935

Patatautomaat Koninginnelaan

Patatautomaat Koninginnelaan jaren '60

Noodsupermarkt Overhees

Noodsupermarkt Overhees 1976

Bevrijdingsoptocht 1955

Bevrijdingsoptocht 1955; wagen Gymnastiekvereniging Olympia

Menu

De eerste schooldag van Kees van Bergenhenegouwen

Jan de Mos

De lange wandeling van Den Dolder naar het schooltje in Soesterberg in 1910
De familie van Bergenhenegouwen huurde per 1 januari 1909 de boerderij van de voormalige stichtingPaduain Den Dolder en begon daar een kwekerij. De kinderen van het rooms katholieke gezin gingen naar de kerk en lagere school in Soesterberg. Zoon Kees heeft in deel 15 van zijn memoires gedetailleerd verslag gedaan van zijn jeugdherinneringen aan de eerste schooljaren in Soesterberg. Een ordner vol beschrijvingen met eigen tekeningen. Hieruit een beknopt verslag van de eerste schooldag van de toen zesjarige Kees, ruim een eeuw geleden.

Wat was Padua in Den Dolder?
Pater Weijers uit Utrecht was een sociaal voelend iemand. Hij richtte in 1899 een stichting op om werkloze en drankzuchtige Utrechtenaren weer op het rechte spoor te helpen. Vergelijkbaar met de veenkolonies zoals Veenhuizen voor de andere grote steden. De stichting Padua van pater Weijers was een land en bouwonderneming waarvan de bewoners: "des morgens naar hun werk begeven en des avonds weer thuis komen in een frissche woning met een flink stukje grond erbij en zulks voor geen hogeren prijs dan thans voor menig krot in een van lucht en licht verstoken slop moet worden betaald". Er werd een boerderij gesticht ten zuiden van de spoorlijn nabij de halteplaats, waarnaar later de Paduaweg is vernoemd, een woning deed dienst als sanatorium. De tuinbouwgrond bevond zich op het terrein waar nu het industrieterrein Fornhese is, de voormalige Eng. Het project van pater Weijers was weinig succesvol en werd na bijna tien jaar geliquideerd. De familie Van Bergenhenegouwen huurde daarna de boerderij met bijbehorende bouwgrond.

Waar kwam de familie Van Bergenhenegouwen vandaan?
Zoals de uit de naam valt af te leiden is de familie oorspronkelijk afkomstig uit Bergen (Mons) in de provincie Henegouwen in België en was al generaties lang werkzaam als tuinder in Loosduinen in het Westland. Na het overlijden van zijn vader Arnoldus(Arent)in 1907 werd het bedrijf overgenomen en was er voor de zoon Cornelis Wilhelmus (Kees 1853-1929) geen toekomst meer in het bedrijf. In de zomer van 1908 ging hij (55 jaar oud) met de trein en fiets op verkenningstocht, op zoek naar een plek voor een nieuwe toekomst. De oude fiets met een ijzeren voorwiel en een kleiner houten achterwiel was voor een tientje gekocht. Hij kwam onder andere terecht op Texel, uitstekend geschikt voor schapen maar niet voor een kwekerij. Ruurlo en Rijsel vielen ook af, iedereen had daar zijn eigen groentetuintje waardoor er voor een kweker niets viel te verdienen. Een boomkweker uit Pijnacker maakte hem attent op het project van pater Weijers dat toen al op zijn einde liep. Na daar eerst al een paar weken in 1908 op het land gewerkt te hebben, besloot hij de stap te wagen en het zelfstandig te gaan voorzetten. Met het hele gezin, bestaande vader Kees, moeder Magdalena Adriana van Marrewijk (Mas 1861-1928) en hun zes kinderen: Arnoldus (Arent1895), Cornelia Apolina (1896 Kee), Simon Cornelis (1897 Siem), Abraham Johannes (1899 Bram), (Johannes Marie was al overleden 1900), Johannes Jozeph (1902 Jan) en de jongste zoon Cornelis Theodorus (1904 Kees), schrijver van het dagboek, gingen ze met de trein van Loosduinen naar Den Dolder. Bij de halte (oude) Dolderscheweg stapten ze uit en gingen te voet verder, op zoek naarPadua.Lopend in de mist waren ze bijna verdwaald. Een vriendelijke man wees ze de weg en vroeg belangstellend wat ze kwamen doen. Hij adviseerde dat ze beter bezembinder konden worden op de arme gronden, daar viel tenminste nog iets mee te verdienen.

De conditie van de kwekerijen die pater Weijers had achtergelaten was niet al te best. De grond was inderdaad niet erg vruchtbaar en droog. Met veel geploeter van alle gezinsleden bouwden ze in de eerste jaren een karig bestaan op. De schamele opbrengst werd per gehuurde handkar vervoerd naar de veiling in Utrecht. In het begin waren dat kalebassen, pompoenen, meloenen, bonen en aardbeien. Later werd overgeschakeld op bloemen en vooral vaste planten, fruitbomen en heesters. Onder leiding van de volgende generatie verhuisde de kwekerij in 1938 naar Huis ter Heide, tussen de Ericaweg en de Zandbergenlaan. Zij konden dat deel van het voormalig landgoed Heybergen huren van baron Louis Dignis van der Goes tot Dirxland, directeur van NV Schaerweyder Bosschen, woonachtig in de naastgelegen villa Sonnevanck. De grond was daar van veel betere kwaliteit en dat bood meer perspectief. In 1932 was er op de hoek al De Taverne gebouwd, in 1987 vervangen door de eerste Mc Drive van Nederland. Daarachter is nog steeds de kwekerij gevestigd.

Hoe zag Soesterberg er uit rond 1910?
Kees van Bergenhenegouwen blikt in zijn memoires terug, hoe Soesterberg er uitzag rond 1910, hij was toen 6 jaar.
"In die dagen bestond Den Berg uit een eindeloos lange straatweg van Utrecht naar Amersfoort. Halfweg ergens achter de Soesterberg van Soest uit gerekend ('t Hoogt), lag een gehucht met een huis of wat en wat zijwegen, praktisch allemaal zandwegen. De inwoners bestonden uit zandboeren met weinig vee. Een ander deel van de bevolking van Den Berg, zoals het dorp toen nog steeds werd genoemd, was bezembinder, tuinknecht of arbeider op een buitenplaats, werkzaam bij de waterleiding of neringdoende. De grootste buitenplaats was Sterrenberg van de familie Steenberghe (Bosch van Drakestein). Dan was er nog Egghermonde van Tetrode en De Oude Tempel van jonkheer Van Holthe tot Echten. Behalve de keuterboeren waren er enkele grotere boerderijen, zoals Piet van Maaren van de Moerbessenberg en Willem Zieltjes van Klein Moerbessenberg. Aan de noordzijde de boerderij van Tammer en de boerderij Ouders Vrucht van Stalenhoef. Dan had men de cafés. Het grootste was Huis ten Halve, daar woondePutman.Hij was ook hotelier. Bij onze aankomst hebben we er een paar nachten geslapen. Verder de kroeg van Jan Lodder (De Reizende Koopman, later café het Centrum van Bertus de Bruijn). Café De Zwaan op de hoek was een nog betrekkelijk nieuw gebouwde uitspanning van Johannes van Lint. Achter de Soesterweg, waar deze een bocht maakt naar 't Hoogt, was een kroeg van Evert Wijman. In de Schoolweg had je Klabbers wonen, de bode op Utrecht, die ook een gedeelte als "verversingssalon" had ingericht. En helemaal achter de Tammersteeg (Postweg, nu Generaal Winkelmanlaan) had je een huis waar de familie Smorenburg huisde. Daar kon men ook een fles bier kopen (Theeschenkerij De Hoek).

Toen ik naar school ging waren er twee kruideniers. Kasteleijn op de hoek van de Schoolsteeg enHasMensink. Bode Klabbers had ook een kruidenierszaak geopend. Er was één huisschilder, H. v.d. Kamp op de hoek van de Schoolsteeg. Er was één schoenmaker, dat was Smienk die juist voorHasMensink woonde. Er was één smid, Van Dort geheten, dat was tussen Putmanen Smienk in. Aan de oostelijke kant van de Tammersteeg woonde Janus van de Vlist, een van de twee fietsenmakers. De andere was Sjors van de Berg, die woonde een huis of wat voorbij de Soesterstraat. De fietsen kwamen juist in opgang, het waren dan ook maar nevenberoepen.

Er was één timmerman, metselaar, pompenboorder, dat was Dame. Achter De Zwaan stond nog een klein huis waar Van Es woonde, die handelde in vis, mogelijk ook alleen als bijverdienste. Voeg bij deze middenstanders nog bakker Manschot, dan heb je het wel zo wat. Een dokter was er niet, een slager was er niet, een drogist was er niet, en nog wel meer niet. Wel was er een pastoor, een schoolmeester, het postkantoor en de Rijksjachtopziener Jacob Nijeboer, die in de Schoolsteeg woonde. Voor de rest woonden er alleen nog maar "arrebeiers", die allemaal over een vrij groot stuk grond beschikten en daar hun aardappelen en groenten verbouwden en wat kleinvee hielden. Denk bij dit alles aan een grote stilte. Alleen het geratel van tijd tot tijd ener boerenwagen over de straat. Plaats dat alles tussen struikgewas, eiken wallen, beuken- en dennenbossen. Probeer hier een visioen voor ogen te toveren, en je hebt Soesterberg, van rond 1910". Tot zover de sfeertekening van de jonge Kees van Bergenhenegouwen.

De eerste dag naar school 1 april 1910
Er stond een school aan de Dolderscheweg, maar die was te christelijk. Hoewel naast de deur, zij woonden op nummer 134, werd die niet geschikt bevonden voor het roomse gezin. Een roomse school was er in die tijd nog nauwelijks. De openbare school in het overwegend roomse Soesterberg voldeed kennelijk wel aan de verwachting. Vermoedelijk omdat ze ook al naar de RK kerk in Soesterberg gingen. Meester Woudenberg in Soesterberg weigerde aanvankelijk de leerlingen uit de gemeente Zeist op te nemen. Maar na veel geharrewar en gepraat werden de kinderen toch toegelaten. Van de zes kinderen werkten er al drie: Arent(15 jaar), Siem (13 jaar) werkten al mee in de tuin, dochter Kee (14) hielp mee in het huishouden. Bram (11 jaar) en Jan (8 jaar) gingen al naar school. Op 1 april 1910 is het dan zover. De bijna zesjarige Kees mag dan voor het eerst ook naar school, samen met zijn broers Bram en Jan.

Om zes uur in de morgen is Kees al wakker,Arenten Siem zijn al op, die moeten werken, de anderen slapen nog.Arentis zich aan het aankleden. Eerst de blauwe "sjeeviot keper" onderbroek, dat was de onderbroek van de werkende stand. Eigengemaakt, dik en warm en konden in de winter best twee weken mee eer ze uitgewassen werden. (In de winter droogde het wasgoed slecht, en men hield liever een broek van twee weken aan, dan een schone klamme koude broek). Dan de zwarte kousen (andere kleuren waren er niet) grof gebreid van driedraads sajet, vastgebonden met bandjes. Dan de borstrok en de bovenkleding. Kees zit juichend in zijn bed: "hoei, hoei, hoei, fijn naar school! Wacht maar, zegt Arent,als je morgen een pak op je duvel krijgt van de juffrouw, dan hoei, hoei, je niet meer. En als je niet stil zit slaat de juffrouw je met een liniaal op je fikke, en als je praat wordt je in de hoek gezet", zo zitten de jongens hem te pesten. Moeder was brood aan het inpakken, zelf waren ze nog aan het eten, "niet schaften maar schoften zeiden we in het Westland". De boterhammen werden ingepakt in een oude krant en een zakje, ze moest dus "nog effe de stikke inpakke". Dan de wit geschuurde klompen aan, de jassen aan en met z'n drieën op weg naar de school in Soesterberg, uitgezwaaid door moeder en voor de speciale gelegenheid ook vader. Dit is de dag van je leven, voor het eerst naar school, waar je lang naar hebt uitgekeken, toch wel een beetje angstig, ook door het gepest. Dan begint de lange wandeling van een uur. Dwars door het Bosch van Spanje over de Pronksparrenlaan (pronkspar is kerstboom). Dan over een hek klimmen naar de Oude Amersfoortsche Zandweg (het deel van de Paltzerweg in de gemeente Zeist) door het bos van Marwijck Kooy (Boschwijk). Dat was niet meer dan een kapotgereden wagenspoor. De jongens liepen achter elkaar over een smal paadje — een greppel - aan de zijkant, dat nog redelijk begaanbaar was. Hier passeerden zij het boswachtershuisje van Bart Donselaar, waar in het najaar door de hoge heren jachtpartijen werden georganiseerd. Dan begint de kale heide met een lang recht wagenspoor, met in de verte De Stompert, maar zover hoeven ze niet. De heide is kaal gehakt, men zegt dat er een vliegkamp komt. Ze lopen over een paardenrenbaan en langs het bosbessenbos. Als ze eenmaal de hei over zijn kijken ze rechts de Schoolsteeg in, maar wat is de school nog ver.

Ze passeren als eerste het huis van mijnheer Scheffer, chef vanPeek en Kloppenburg uit Utrecht. (Dit huis aan de Schoolweg 24 is in 1940 op last van de Duitsers afgebroken voor de uitbreiding van het vliegveld en verhuisden de bewoners naar villa Heidewijck aan de Banningstraat).

Het volgende huis aan de Schoolweg wordt bewoond door "Ouwe Willem", een kort oud kromgewerkt mannetje, en zijn vrouw "Dikke Janniggie". Vriendelijke mensen die ze steevast begroetten met "Ha!, die Hinnegauwertjes". Daarnaast woonde Klaas Sukkel, een oude man die in zijn jonge jaren koeiendrijver was geweest. Hij bracht ze zelfs lopend over de Veluwe naar de koeienmarkt in Apeldoorn. Nu verdiende hij een centje bij als plukker en verkoper van bosbessen. Ze passeerden de Schooldwarsweg, waar de kinderen van Klarenbeek zich bij hen aansloten naar school (die zijn na school zo weer thuis!). Dan langs de huisjes van de rijkspolitieman Smit en George van Helsdingen en het oude huis van de twee oude vrijgezelle zussen Klabbers. Anna stond bekend als "Blinde Antje" die tastend met haar stok door het dorp haar weg zocht, de andere zus was Mietje. De buurman van de zusters is jachtopziener Nijeboer, een indrukwekkende en gerespecteerde verschijning in het dorp, in dienst van het koningshuis. Voor Nijeboer hadden alle jongens ontzag, een man om voor uit te kijken, de schrik van de stropers. Dan nog langs de familie Aaken, maar daar hadden ze verder geen contact mee, dat waren "giffermeerden".

Van de Schoolsteeg was een lange strook omgeploegd en werd gebruikt als bouwland. Er bleef slechts en smalle greppel over langs de eiken wal. Verder wandelend door die greppel langs het nieuwe huis van bode Klabbers. Hij rijdt met paard en wagen drie keer per week naar Utrecht heen en weer, maar doet onderweg ook de Dolderscheweg en Bosch en Duin aan. Een van hun jongens gaat ook voor het eerst naar school. "We zijn er nog niet, maar de witte school komt steeds dichterbij, toch wel griezelig". We zijn nu aan het einde van de Schoolsteeg, op de hoek van de grote weg, daar staat het huis van de schilder Van de Kamp. Ook over de grote weg kwamen nu steeds meer kinderen aanhollen. Een hele hoop jongens was aan het spelen en kijken naar de "nieuwen".

"Kijk zei Bram, daar aan de overkant staat de school, daar waar ze allemaal lopen te spelen. En over een poosje is het weer speelkwartier, dan zijn ze er allemaal. Je zal eens zien wat een lol je kan hebben. En als er een' n klap op je bakkes geeft, timmer je maar terug". Ze steken de grote straat over naar de Verlengde Schoolsteeg waar op de hoek de school staat. Vol verwachting de school in, wat een lange gang met allemaal kapstokjes. De jassen moesten uit, de klompen mochten we aanhouden. Het was een rumoerige morgen met al die nieuwelingen, de anderen voelden zich die dag ineens een jaar groter. We kregen allemaal een eigen plaats, en gingen nu alles leren, we moesten "mooi zitten". We kregen een lei en griffel en oefenden eerst met het zetten van schuine streepjes. Naast de school en het speelplein staat een grote beuk. In het middaguur was dat het verzamelpunt, dan moest het stikkezakje worden leeggemaakt. Ieder had zijn eigen portie, in een stikkezakje dat met een bandje om de hals werd gedragen. "Voor mij altijd twee bruin en een blank, wij Westlanders zeiden geen wit". De eerste dag vloog om. Bij thuiskomst vragen van moeder: "heb je een boel geleerd, was het leuk op school, wat zei de juffrouw wel dat je zo'n end hebt gelopen, ben je erg moei, heb je honger? Ik heb rijst met krenten voor jullie gekookt". Na de rijst met krenten holde Kees de tuin in om zijn vader alles te vertellen wat hij die dag beleefd had.

Bronnen:
Deel 15 der Memoires van C. Th. (Kees) van Bergen Henegouwen, hoofdzakelijk jeugdherinneringen der schooljaren in en rond Soesterberg;
Dolderse Kroniek, 14e jaargang nr. 1 —januari 2011, Historische Vereniging Den Dolder, 40.000 Phloxen, en daar de zon op! Je ogen doen er pijn van! Dick van Lier en Frits Stuurman;
Soesterberg van toen tot nu, Dik Top & Wim Top, de "gewone" Soesterbergers;
De geschiedenis van Soesterberg en directe omgeving tot de 20e eeuw, Jan de Mos.

Contact

Historische Vereniging Soest/Soesterberg
Steenhoffstraat 46
3764 BM Soest




De Historische Vereniging Soest/Soesterberg heeft een ANBI-status.

Word lid

Lid worden van de Historische Vereniging Soest-Soesterberg.

Lid worden

Sponsor

Historische Vereniging Soest / Soesterberg is mede mogelijk gemaakt door:

Reto