Evert Akkerman de petroleumventer

Evert Akkerman de petroleumventer.

Bakkersfamilie Van den Oord voor hun winkel aan het Kerkpad. (1925)

Bakkersfamilie Van den Oord voor hun winkel aan het Kerkpad. (1925)

10 jarig bestaan van rijwielhandel en autoverhuur Klomp. (1935)

10 jarig bestaan van rijwielhandel en autoverhuur Klomp. (1935)

Firma A. Benning aan de F.C. Kuyperstraat.

Firma A. Benning aan de F.C. Kuyperstraat.

Wandel- en Rijwielkaart. (1938)

Wandel- en rijwielkaart. (1938)

Valkenet, smidse, winkel in haarden en kachels

Valkenet, smidse, winkel in haarden en kachels 1935

Patatautomaat Koninginnelaan

Patatautomaat Koninginnelaan jaren '60

Noodsupermarkt Overhees

Noodsupermarkt Overhees 1976

Bevrijdingsoptocht 1955

Bevrijdingsoptocht 1955; wagen Gymnastiekvereniging Olympia

Menu

Een gildeboom en een gildelied al eeuwenlang verbonden via het teren van het Soester gilde

Rene van Hal

Het jaar 2015 is voor de leden van het Groot Gaesbeeker Gilde of Sint Aechten Schuttersgilde van Soest een teerjaar. Een teerjaar wordt sinds de jaren '70 van de vorige eeuw om de vier jaar gehouden, in de periode tot 1926 varieerde de frequentie van eens in de twee jaar tot eens in de zeven jaar. Teren was en is een belangrijke en kenmerkende activiteit van alle gilden in Nederland. De teermaaltijden zijn daarbij beroemd dan wel berucht (afhankelijk van het oog van de beschouwer) in de geschiedenis van de gilden. Wat in Soest de gang naar en dans rondom de Gildeboom extra bijzonder maakt, is een gildelied dat al eeuwenlang een belangrijk en voor zover wij weten redelijk uniek onderdeel van de ceremonie uitmaakt. Ook in teerjaar 2015 is het trekken naar en dansen om de Gildeboom en het zingen van het eeuwenoude gildelied "Een Babyloontje" onderdeel van het uitgebreide programma van de jaarlijkse Gildefeesten eind augustus.

Historie van het Soester gilde
Op basis van historisch onderzoek wordt ervan uitgegaan dat het gilde in Soest tussen 1352 en 1356 moet zijn opgericht als schuttersgilde. Al in de 14e eeuw is er sprake dat het gilde beschikt over eigen landerijen. De oudst bekende Caert dateert van 3 juni 1560. In het werk van Anthonius Matthaeus "De jure gladii", dat in 1689 te Leiden werd uitgegeven, wordt een afschrift van deze Caert/Charter gepubliceerd. In deze Caert worden de belangrijkste "regels" van het Soester gilde beschreven zoals doelstellingen, voorwaarden om lid te worden, de kerkelijke plichten, het Koningsschieten, landbeheer.
De belangrijkste historische gebeurtenissen alsmede de boekhouding van het gilde zijn vastgelegd in 2 oude gildeboeken die de periode bestrijken vanaf 1682 tot 1907. In recenter tijd is er sprake van een veel uitgebreider archief. De uit die gildeboeken af te leiden wisselende frequentie van teren zal te maken hebben gehad met de hoogte van de opbrengsten van de landerijen die door het gilde aan haar leden werden verpacht. Het feit dat er dus pas iets gevierd werd als er wat te verteren was, zegt genoeg over het belang van het teren en moet wel de belangrijkste verklaring zijn van het voortbestaan in een regio, waar nu geen schuttersgilden meer zijn. In de periode 1927 tot en met 1960 is niet geteerd. Een aantal keren is de opbrengst in contanten aan de leden uitbetaald door ouderman (voorzitter) en penningmeester, die dan een rondje langs de "autochtonen" maakten in ons dorp, dat in die decennia door een grote instroom van forensen sterk uitdijde.
Over het koningsschieten is behoudens de procedure niets bekend tot 1960, toen het koningsschieten in Soest is heringevoerd, na eeuwenlange afwezigheid.

De gang naar de gildeboom tijdens de teerdagen
In Soest staat al eeuwenlang een lindeboom, die bekend staat als de Gildeboom. De linde is volgens overlevering de nauwst met het leven van de mensen verbonden boom. Zeker op de boerenerven trof je veel lindebomen aan, omdat deze voor bescherming tegen de bliksem zouden zorgen. De lindeboom was in vroeger tijd ook de boom waaronder de rechtspraak plaats vond. Een lindeboom wordt gezien als symbool van kracht en standvastigheid. Uit de geschiedenis van Soest zijn vele voorvallen bekend waar de rechtspraak over geschillen plaats vonden onder de Gildeboom. Door de eeuwen heen zijn er verschillende bomen geplant als gildeboom, ter vervanging van een boom die was dood gegaan, of als de grond waarop de boom stond nodig was voor de aanleg van een weg en zelfs voor de aanleg van een spoorlijn (1898). De huidige Gildeboom is in 1952 geplant op de kruising Lange Brinkweg / Grote Melmweg (nabij de spoorbrug) in de directe nabijheid van de landerijen die het langst in het bezit van het gilde zijn.

Tot aan 1927 was er sprake van drie aaneengesloten teerdagen. In de Caert uit 1560 wordt vermeld dat deze zullen aansluiten op het koningsschieten op Tweede Pinksterdag. In 1685 is echter al sprake van teren in eind september. Door de eeuwen heen zie je het moment verschillende keren wisselen. Wat we niet zien veranderen is het feit dat tijdens de teerdagen, nadat de gildeleden ter kerke zijn geweest en de H. Mis ter intentie van het gilde hebben bijgewoond, naar de gildeboom wordt getrokken. De gildeleden werden vooraf gegaan door trom en gildevlag/banier en in sommige gevallen ondersteund door viool en tuba, of andere in de afgelopen eeuwen gebruikelijke melodieinstrumenten. Al zingend trok men naar de boom en maakte daaromheen een zogenaamde reidans. Uit krantenberichten begin 20ste eeuw wordt duidelijk dat het zingen luidkeels was en dat de nodige drank werd meegevoerd. Vanaf de gildeboom werd de tocht voortgezet naar de herberg waar geteerd werd. Om de eetlust op te wekken en de waard de gelegenheid te geven zijn herberg/eetgelegenheid op te ruimen werd tijdens de middagen vaak nog een tocht/processie naar de gildeboom en door het dorp Soest gemaakt.

In het boek van de schrijver Jac. Van Looij "De wonderlijke avonturen van Zebedeus" wordt uitgebreid en op een bijzondere manier verslag gedaan van zowel optocht als het dansen om de gildeboom en het zingen van het gildelied in 1923. Het feit dat hij weliswaar inwoner van Soest was, maar niet hier opgegroeid en zeker geen gildelid geweest is, zullen er aan bijgedragen hebben dat de nodige dichterlijke vrijheden geslopen zijn in zijn beschrijving van dit ongetwijfeld in zijn ogen als "inboorlingen-traditie" te kwalificeren schouwspel.

--

Jac. Van Looy in zijn boek "De wonderlijke avonturen van Zebedeus".

De vierenveertigste dag;
Dit is mijne Vinger,
En dit is mijne Duim,
Waar zou ze wezen?
Waar zou ze zijn?

Aldus verwoordde zich het wijsje van den bakker langs den eenzijds open weg dien onze held was gaande. Een tuinmansjon gen zong het, klomp-klossend uit een koffiehuisje; een zwartgetande vrijster zong het, wijdbeens stappend in haar donkere rokken. Dan liep een gansche bende eensgezind, getooid met roodgebiesde petten als soldaten, in schettering en paukende muziek, die als een roesje met hen meevoer in de lauwe lucht en Zebedeus herkende al de instrumenten, al de glimmende figuren voor de bolle wangen, de drachtige, ten buik gedragen trom, de groote hoorn waarin de knaap geklonken liep als in een gulden boei van roem. Geloop of ergens brand was, was er komend; een boer kwam hard draven, schoor op een ploegpaard zittend met oranjedek en toonend breed in 't achterover hellen zijn dubbelborstig vest; notabelen stapten bewust; de kapelaan kwam aan gepeddeld met zijn lage hoedje en liet zijn fiets omkantelen en stond er spillebeenig en met zilveren ruitjes op zijn schoenen bij een gladgeschoren raadsheer ijverig te vragen.

Dichtbij een grasplein postten zich de muzikanten om een lindeboom waarvan de stam door een oude drievoet was omzet. Een rei bedaagder dorpelingen had zich daar verzameld en maakte zich klaar om rond den boom te dansen. Dit is mijne, hieven zij hun vinger en, dit is mijne, hieven zij hun duim en lieten die dan weder naast elkander hangen. De vrouwen waren aangekleed met kostbare zijden bouwen en veelkleurige keursen en zilveren kasken hadden zij om 't hoofd, die hun de wangen als tot bloedens knepen. De mannen, streng gestropdast, meestal luuster-zwárt, droegen koteletjes bij hun stoere ooren; een flesch-hals stak er uit een jekker op. Dan bij het nooden van de koperen fanfare, schakelden zich ten leste hun knuisten, doch de mannebeenen bleven staken, wankel van bewegen.

--

Gedurende de teerdagen was in vroeger tijd in Soest een aparte verordening van kracht, waarbij werd afgesproken dat de politie niet zou optreden rondom het feest van de gildeleden. Toch werd af en toe de hulp ingeroepen wanneer er door de drank een "opstootje" ontstond. Evenzo zijn er anekdotes dat een te hulp geroepen en/of plichtsgetrouwe koddebeier, gedwongen door (een deel van de?) gildeleden, weer rechtsomkeert moest maken, soms onder achterlating van zijn kleren.

Het gildelied "Een Babyloontje".
De Soester gildeleden zongen tijdens de teerdagen uit volle borst en zeer luid zodat het in de wijde omgeving te horen was. Een van de gildeliederen die nauw met het Soester gilde verbonden is betreft het lied "Een Babyloontje". De bekende folklorist Ter Gouw beschrijft in zijn boek Volksvermaken uit 1871 dat het Soester gilde ook wel "Babiloniëngild" werd genoemd, verwijzend naar het zingen van dit gildelied.

Er wordt door verschillende historici een verband gelegd tussen dit lied en de tragedie uit de Griekse Mythologie vanPyramusenThisbe,een onmogelijke liefde tussen twee buurkinderen. Verschillende Nederlandse schrijvers en dichters hebben het verhaal in het Nederlands herverteld (onder andere Vondel en Martinus Nijhof). In het boek Volksdansen in Nederland wordt het Soester gildelied getypeerd als een kettingdans en wordt zelfs een historisch verband gelegd met het feit dat dit lied al rond 1700 een bekend boerenlied was.

Nog steeds wordt het gildelied "Een Babyloontje" tijdens de teerdagen gezongen en maakt het ook onderdeel uit van het vaste repertoire van de Soester Boerendansgroep.

Tekst Glidelied "Een Babyloontje"
Een babyloontje - vol van verstande
Voordat de zon en de maan onderging
Hier is mijn vinger, daar is mijn duim
Vingerling, oh duimeling ik wou dat ik bij mijn liefiesting
Waar zal ze wezen, die schoonste uitgelezen
Waar zal ze zijn, die allerliefste mijn

Teren in 2015
Tijdens het programma van de Gildefeesten 2015 is het teren weer een bijzonder onderdeel. Op zaterdag 22 augustus zullen de gildeleden samen met het gildekorps, de Soester Boerendansgroep en de Eemlander Blaaskapel optrekken naar de gildeboom en daar gaan dansen. Een van de liederen zal zeker het gildelied "Een Babyloontje" zijn. Naast de uitvoering op de oude wijze met als begeleiding een accordeon, zullen ook andere arrangementen worden uitgevoerd door de muzikanten, waaronder de tamboers en hoornblazers van het Soester gildekorps.

Geraadpleegde Literatuur:
Folkloristisch Woordenboek van Nederland en Vlaams België door K. ter Laan (1949)
De Gilden van Soest door E. Heupers (1960)
De Volksvermaken door Jan ter Gouw (1871); blz. 514-515
De Wonderlijke Avonturen van Zebedeus door Jac. Van Looy (1925)
De Volksdans in Nederland van Dr. Elise v.d. Ven — ten Bensel en D.J. van der Ven (1942); blz. 65-67).
Soest in de zeventiende en achttiende eeuw door G.J.M. Derks en W.A. Heurneman (2010); blz. 151465.
Soest, Hees en De Birkt van de achtste tot de zeventiende eeuw door Jan H.M. Hilhorst en Jos G.M. Hilhorst (2001); blz. 168-188.
"De jure gladii" van Anthonius Matthaeus (1689); blz. 332-226.
Manuscript van Ds. Bos (predikant in Soest van 1847-1892) van zijn historisch onderzoek over Soest. Op de biz.334— 344 wordt het Sint Achten Schuttersgilde beschreven, zijnde een van de Soester verenigingen.

Contact

Historische Vereniging Soest/Soesterberg
Steenhoffstraat 46
3764 BM Soest




De Historische Vereniging Soest/Soesterberg heeft een ANBI-status.

Word lid

Lid worden van de Historische Vereniging Soest-Soesterberg.

Lid worden

Sponsor

Historische Vereniging Soest / Soesterberg is mede mogelijk gemaakt door:

Reto