Evert Akkerman de petroleumventer

Evert Akkerman de petroleumventer.

Bakkersfamilie Van den Oord voor hun winkel aan het Kerkpad. (1925)

Bakkersfamilie Van den Oord voor hun winkel aan het Kerkpad. (1925)

10 jarig bestaan van rijwielhandel en autoverhuur Klomp. (1935)

10 jarig bestaan van rijwielhandel en autoverhuur Klomp. (1935)

Firma A. Benning aan de F.C. Kuyperstraat.

Firma A. Benning aan de F.C. Kuyperstraat.

Wandel- en Rijwielkaart. (1938)

Wandel- en rijwielkaart. (1938)

Valkenet, smidse, winkel in haarden en kachels

Valkenet, smidse, winkel in haarden en kachels 1935

Patatautomaat Koninginnelaan

Patatautomaat Koninginnelaan jaren '60

Noodsupermarkt Overhees

Noodsupermarkt Overhees 1976

Bevrijdingsoptocht 1955

Bevrijdingsoptocht 1955; wagen Gymnastiekvereniging Olympia

Menu

Van ene Rutger Gerbrantsz van Soest in de stad Naarden deel 1

Reinier Hilhorst

De genealogische werkgroep Temland' uit Soest heeft in de jaren zeventig van de vorige eeuw een bescheiden opzet gemaakt van het parenteel Aernt Petersz en Emmetgen Loych Gerbertsdr waar Rutger Gerbrantsz deel van uitmaakt. Dat Rutger op enig moment naar Naarden is vertrokken was bekend, maar daar stokte het genealogisch kompas. Een boeiend artikel van Henk Schaftenaar [1] over succesvol inpolderingswerk van de gebroeders Gerbrant en Marten Rutgersz de Beer heeft mij aangespoord het onderzoek naar deze familie weer eens op te pakken. In dit meerdelige exposé wil ik uiteenzetten hoe een Soester ondernemer zijn geboortegrond verlaat en zijn geluk elders gaat beproeven; en niet zonder succes.

Proloog
In de Grote Kerk van Naarden ligt een grafsteen die de laatste rustplaats markeert van Rutger Gerbrantsz de Beer en zijn vrouw Bye Martensdr. Het opschrift aan het hoofdeind op de langgerekte steen luidt:

Hier is begraven welck inden Here gherust syn Rutgher Gerbrantsz de Beer den 5 september 1624 Bye Martens dr den 29 nouember 1622

Rutger Gerbrantsz moet zich in of vóór 1577 in de stad Naarden hebben gevestigd. IJkpunt is een charter, gedateerd 11 juni 1577, waarin door het stadsbestuur aan Rutger Gerbrechtsz van Soust en zijn erfgenamen en nakomelingen het poorterschap van Naarden wordt verleend[2]. Rutger 'voerde' de familienaam De Beer[3]. De associatie met Soest kan dan ook nauwelijks een verrassing heten want het geslacht De Beer behoorde al sinds de 13e eeuw tot de aanzienlijke geslachten van het Eemland, waarvan een aantal leden in Soest woonde. Amper vijf jaar nadat Naarden in 1572 door de Spanjaarden werd uitgemoord, geplunderd en verwoest besloot hij zich te settelen in de grotendeels geruïneerde stad. Wat had hij daar te zoeken? Wie of wat heeft hem daartoe gebracht? Was het de liefde? Dat de geteisterde stad bij de wederopbouw grote behoefte had en volop kansen bood aan nieuwe ondernemers, lijkt vooralsnog de meest plausibele verklaring. De familie De Beer moet langs verschillende lijnen contacten in Naarden hebben gehad.Rutgersvrouw Bye Martensdr was Naardense. Zij was de dochter van Mr. Maerten Laurensz en Neeltgen Jacobsdr de Beer [4]. Dat Bye hun beider dochter is mogen we aannemen op basis van een zeventiende-eeuwse kwartierstaat [5] van haar achterkleinzoon, de Utrechtse kanunnik en domheer Mr.Gerbrant de Beer. Bye, op haar beurt, was geen onbekende in Soest. Zij heeft dam- mogelijk enige jaren gewoond met haar eerste echtgenoot Henrick Thonisz (Van der Hoef). Na zijn dood (vóór 1583) hertrouwde zij met Rutger Gerbrantsz [6]. Kortom, beide families waren in meerdere opzichten verweven met elkaar en hadden over en weer binding met zowel Soest als Naarden. Die onderlinge band zou nog een cruciale rol gaan spelen.Rutgersschoonvader Maarten Laurensz was chirurgijn in Naarden [7]. Hij werd in de roerige zomer van 1572 tijdens een burgerrevolte aangesteld als (interim-) burgemeester van de stad. Misschien aanvaardde hij die taak wel tegen wil en dank. Het zou een weinig benijdenswaardige positie blijken, die hem een min of meer dubieuze reputatie heeft bezorgd. Maar daarover later meer. Het lijkt mij zinvol, als opmaat naar de levensloop van Rutger Gerbrantsz, eerst een algemeen beeld te schetsen van de situatie in den lande en - meer specifiek - wat zich heeft afgespeeld in Naarden, de stad waar hij carrière zou maken.

Het historisch decor - 1572 en het bloedbad van Naarden
Rutger Gerbrantsz leefde in een turbulente tijd. Het autonome Nederland zoals dat nu op de kaart staat, als een unie van verenigde provincies, bestond nog niet. Het leek meer op een lappendeken van rivaliserende gewesten. Deze gewesten hadden echter één ding gemeen: allemaal gingen ze gebukt onder het repressieve beleid van PhilipsII,de koning van Spanje, heer der Nederlanden. De natuur toonde haar onbarmhartige kant: Wateroverlast, misoogst, honger en pest - aan de ellende leek geen einde te komen. En de aanblik van het maatschappelijke landschap was al niet veel rooskleuriger in de tweede helft van de 16e eeuw. Het was één groot spanningsveld. Godsdiensttwisten en politieke kwesties, opportunisme en conflicterende belangen; ze smeulden als veenbranden en konden plotseling oplaaien. In de Lage Landen was een ontwikkeling gaande die uitmondde in zo'n complexe gelaagdheid dat die niet meer simpelweg te duiden viel als een opstand van Hollanders tegen Spanjaarden, of protestanten tegen katholieken. Het leven in die troebele samenleving vol chaos en geweld kan het best worden getypeerd als 'uitermate riskant'. Het had meer weg van overleven. Met name in de jaren 1572 tot 1576 waren opstanden, oorlogen, plunderingen en brandstichtingen aan de orde van de dag. De wreedheden kwamen tot een climax onder het schrikbewind van de hertog vanAlva,de landvoogd die sinds 1567 de scepter zwaaide over onze 'moerasdelta'. Met de inname van Den Briel op 1 april 1572 door de geuzen [8] leek de geest uit de fles. Een algehele opstand tegen de Spaanse overheersing rolde zich uit over de Nederlanden.
Sinds het begin van de Tachtigjarige Oorlog in 1568 was het stadsbestuur van Naarden het Spaanse gezag trouw gebleven. Het leek alsof de stad in de luwte leefde. Er had geen beeldenstorm plaats gevonden en protestantse predikers lieten weinig of niets van zich horen. Maar toen het gerucht ging dat de prins van Oranje op het punt stond om met een leger van 20.000 man een offensief te beginnen tegen het Spaanse regime groeide verdeeldheid onder de poorters van Naarden. Het werd kiezen uit twee kwaden: Kregen de plunderende geuzen, die zich achter Willem van Oranje hadden geschaard, het voordeel van de twijfel af viel de keuze uiteindelijk toch op de katholieke Spanjaarden? Een volksoploop tegen de elitaire en behoudende bestuurders liet niet lang op zich wachten. Na eerst wat kleine schermutselingen liep de zaak plotseling volledig uit de hand: Het koningsgezinde stadsbestuur werd tijdens een revolte op den 20 dag van augustis [9] 1572 door een groep fanatieke en luidruchtige stedelingen demonstratief afgezet. Terstond werd een nieuwe prinsgezinde magistraat beëdigd. Burgemeesters waren: Marten Laurensz., Hendrik Lanferdsz., Gerard Rudolfsz [10] Hoofdman van 't voetvolk Ernst Donseler [11], een noch zeer jong mensch, meer woest van aard dan krijgshaftig, losbandig en die niet veel moed betoonde, als het op vechten tegen den vijand aankwam [12], aldus opgetekend in het ooggetuigenverslag van Lambertus Hortensius [13].

Dankzij een strijdvaardig deel van de bevolking dat met de geuzen sympathiseerde konden omtrent 48 Walse soldate [14] en later een groep Amersfoortse rebellen worden ingekwartierd. Met deze actie sloot Naarden zich openlijk aan bij de opstandige steden. Enkele Spaanse vendels soldaten onder leiding van Bossu die zich bij tijd en wij le ophielden voor de poorten van de stad werden bij herhaling vernederd door militante geuzen, die beschietingen uitvoerden vanaf de stadsmuren. Maar daarmee riepen ze de woede van de Spanjaarden over zich af. Die zonnen op wraak. Hun hoofdmacht was inmiddels een strafexpeditie begonnen om de verzetshaarden elders in het land te elimineren. Nadat Zutphen was gevallen gaven de overige IJsselsteden zich prompt over. Eind november kregen ze Naarden in het vizier. Een apocalyptische winter wierp zijn schaduw vooruit. Reeds een volle maand hielden ijs en sneeuw het land in een wurgende greep. De muren van de stad verkeerden in slechte staat, en door de vroeg ingevallen strenge vorst waren de grachten dichtgevroren; een ideaal moment voor het Spaanse leger om aan te vallen.

Toen het verontrustende bericht Naarden bereikte dat het vijandelijke leger Zutphen op 16 november had onderworpen, en daarbij buitensporige wreedheden had gepleegd, sloeg bezorgdheid om in angst. De Naarders zonden dagelijks een renbode naar de Veluwe, om te bespieden, naar welken kant het koninklijk leger zich wenden en opbreken mogt (..) [15]. Nog diezelfde week ging in allerijl een brief uit van de burgemeesters, schepenen en raad van de stad, gericht aan prins Willem van Oranje, waarin men hem smeekte in tyts daerinne te voorsien zal willen omme mit Ruyter ende knechten die vijandt resistentie te doen ten eijnde wij mit wiiff ende kijnderen vande pericule des doots gevryt [gevrijwaard] moegen werden nochtans bereyt zijn liuer ten leste man toe ons doot te vechten (.) [16]. Vervolgens konden ze niets anders doen dan gelaten afwachten of er actie op hun smeekbede ondernomen zou worden. Op 28 november trokken Spaanse troepen via Nijkerk op naar Amersfoort. Daar werd een korte tussenstop gemaakt. Nadat ene Dirk Bakker, thesaurier van Amersfoort [17] en Naarder van geboorte, de Naardense stadsraad hiervan had ingeseind en sterk aandrong op het zenden van een gezantschap, reisden eerste burgemeester Maarten Laurensz en schepen Gerrit Pieter Aertsz spoorslags af naar Amersfoort. Veldheer Don Frederik [18] en zijn entourage hadden hun intrek genomen binnen de muren van de stad. De regimenten hadden zich verspreid over de stad of waren gelegerd in de omliggende dorpen, waaronder zeer waarschijnlijk ook Soest. Dat moet veel onrust teweeggebracht hebben, want zelfs een leger op doortocht betekende onherroepelijk vernieling en plundering. Met enige regelmaat hebben de Spanjaarden nadien de dorpen van Utrecht onsprekelic bedorven, geruynert ende gespoliert (..) [19]. De inwoners van Soest maar ook het plaatselijke Brigittenldooster hebben behoorlijk te lijden gehad van troepenverplaatsingen, inkwartieringen of muitende soldaten, getuige de diverse verzoekschriften aan de Gedeputeerde Staten van Utrecht om belastingvermindering vanwege oorlogshandelingen. In 1577 schrijven de Brigitten te Soest [20]: (.) als het leegheraldereerst quam trecken doir Amersfoirdt op Haerlem soe is die ghanse doirtocht geweest doir Zoest te weten van ruijteren, knechten, waghens, paerden, hopluijden, capiteijne die in alle doirtochten altijt int voirsc(reven) schamel convent (klooster) gelogiert gehadt hebben ende doe ter tijt tconvent schade geleden heeft boven die viffhondert guldens (.). De totale schadepost voor het klooster was in 1577 opgelopen tot minstens 2000 Carolusguldens.

Om het dreigende lot af te wenden dat zich over de stad Naarden leek af te tekenen, probeerden de twee bemiddelaars Don Frederik tot een schikking te bewegen. Maar deze weigerde hen te woord te staan. Zij werden afgescheept met de mededeling in het kielzog van het leger huiswaarts te keren en de volgende dag naar Bussum te komen voor een onderhoud [21]. J.L.Motley schrijft [22]: Dit bevel was onheilspellend genoeg, en de slechte indruk dien het op hen maakte, werd nog versterkt door het smeeken van hunne vrienden in Amersfoort, om niet naar Naarden terug te keeren. Die goede raad ging voor één der afgevaardigden niet verloren; toen zij een korten afstand hadden afgelegd, sloop de burgemeester, Maarten Laurensz., heimelijk de slede uit, waarin zij den tocht deden. 'Vaarwel, ik kom niet weer binnen Naarden voor dit pas zeide hij ().Heeft Maarten Laurensz, in de snijdende vrieskou op de ochtend van 30 november, zich in de buurt van Soest uit de voeten gemaakt? Het zou mij niet verbazen. Daar woonden immers familie en kennissen waar hij onderdak kon vinden. In de ogen van metgezel Gerrit Pietersz moet dit een menselijk maar een bedenkelijk handelen zijn geweest! Hij was geenszins van plan zich te ontdoen van zijn morele plicht om rekenschap af te leggen van zijn missie; juist nu er gevaar dreigde.

Rechts vindt de overdracht van de stadssleutels plaats aan veldheer Romero, die de Naardense delegatie misleidt door de onderhandeling af te sluiten met drie quasivriendschappelijke handdrukken en zijn valse belofte "de burgers te zullen sparee. Het middentafereel toont de Spaanse elitetroepen die de stad binnentrekken en brandschatten. Het linkergedeelte laat de gruwelen zien van de plundering en de executie van de burgers. Deze imposante muurschildering van ca 20 m2in 'fresco secco'-techniek lijkt misschien een authentieke zestiende-eeuwse weergave maar is een werk van de kunstenaar Eppo Doeve. Het is vervaardigd in 1943- 44, in opdracht van de voormalige Chemische Fabriek Naarden. Sinds 1997 is de muurschildering te bewonderen in het Stadskantoor Naarden.

Deze foto-opname is mogelijk gemaakt dankzij de medewerkers van het Stadskantoor Naarden en fotograaf Tom Loman.

Maar daarmee tekende hij zijn doodvonnis. Gerrit Pietersz reisde vervolgens alleen verder, willende wyff en kinderen niet verlaten, is gerepasseertseerdesperaet wesende ende heeft zijne burgeren van den drovigen maere vercondicht [23]. Motley schrijft: Des avonds bereikte het leger Bussem, eene halve mijl van Naarden gelegen, en Don Frederik sloeg er zijn hoofdkwartier op, terwijl hij een begin maakte met het insluiten van de stad. Schepen Gerrit Pietersz werd gelast eene behoorlijke volmacht tot de overgave te brengen. Den volgenden dag keerde de schepen dan ook terug, door Lambertus Hortensius, rector der latijnsche school, en nog vier [24] andere burgers begeleid.

Intussen rukten de Spaanse troepen op tot voor de middeleeuwse stadsmuren [25]. Het was duidelijk: Naarden was zonder hulp van buitenaf niet opgewassen tegen zo'n overmacht belegeraars. Bondgenoten lieten hen in de steek; eerdere roep om hulp en versterking was vergeefse moeite gebleken. Er zat niets anders op dan zich over te geven en nederig de sleutels van de stadspoorten aan te bieden, op voorwaarde dat de burgers zouden worden gespaard. Hortensius heeft de vermeende toezegging door Romero, de onderbevelhebber van de Spanjaarden, als volgt vastgelegd [26] Toen de afgevaardigden eindelijk aanhielden op de belofte, dat de stedelingen aan lijf en goed niet zouden gedeerd worden, beloofde hij dat en gaf mij daarop driemaal de hand. Het bleek een valse belofte. Dat het gruwelijk uit zou pakken voor de Naardense bevolking kon niemand bevroeden. Alles wees erop dat het met een sisser af zou lopen. De inwoners openden de stadspoorten en de Spaanse soldaten trokken vervolgens Naarden binnen zonder een strobreed in de weg te zijn gelegd. Sterker nog; de troepen werden als gasten onthaald. Nadat de manschappen zich eerst te goed hadden gedaan aan eten en drinken dat hen door de poorters was aangeboden, gingen ze tot actie over. Honderden mannen, vrouwen en kinderen werden gesommeerd om zich naar het stadhuis [27] te begeven, de vredesvoorwaarden aan te horen en trouw te zweren aan de Spaanse koning.

Nietsvermoedend gaven velen hieraan gehoor. Maar zodra ze daar verzameld waren brak dehellos: Op het sein van de trompet om te moorden, hakten en schoten de Spanjaarden onder ijsselijk geschrei met zwaard, knods, ponjaard en schietgeweer op den ineengedrongen hoop van min of meer zevenhonderd burgeren in. Bij de vierhonderd waren er in het stadhuis. Het geschreeuw van die moordden en gemoord werden, steeg ten hemel (.).

De weerzinwekkende details laat ik hier achterwege. Na de slachting werd het gebouw in brand gestoken en werd de stad uitgekamd. Enkelen die uit kwaad vermoeden niet naar 't stadhuis gegaan waren, stoven het huis uit en stortten zich van de muren neér [28]. Wie zich schuil hield, ziek of bedlegerig was, of niet bijtijds gevlucht was, werd alsnog opgepakt en over de kling gejaagd. Een groot deel van de stad werd geplunderd en in brand gestoken. Negen dagen [29] lang bleven de verminkte of verkoolde lijken in de straten en de huizen - of wat daarvan over was - liggen: Honden en vogels hadden er reeds aan geknaagd [30]. Voor enige jaren hield Naarden vrijwel op te bestaan. Er wordt gezegd dat slechts zestig inwoners de slachting hebben overleefd. Het heeft er alle schijn van dat het gezin van Maarten Laurensz tot die weinige overlevenden behoorde. Toen schepen Gerrit Pieter Aertsz alleen en onverrichter zake uit Amersfoort terugkeerde, zal het verhaal als een lopend vuur door de stad zijn gegaan wat er onderweg op de terugreis van Amersfoort naar Naarden was gebeurd. Wellicht zal een aantal gezinsleden en dierbaren van Maarten Laurensz daaruit de conclusie hebben getrokken zijn voorbeeld te volgen en de stad zo snel mogelijk hebben verlaten. Hoe het ook zij: enkele onder hen zullen ontkomen zijn aan een wisse dood. De Spanjaarden stonden amper een week na hun terreurdaad te Naarden voor een nieuwe krachtmeting: Haarlem was de volgende op de lijst van opstandige steden die zij - goedschiks of kwaadschiks - op de knieën wilden dwingen.

In de volgende editie van Van Zoys tot Soest ga ik dieper in op de achtergrond van Rutger Gerbrantsz: zijn carrière, zijn voorouders en zijn nakomelingen. Voor wie meer wil weten over de historie van Naarden kan ik het historisch tijdschrift De Omroeper, uitgegeven door Stichting Vijverberg, van harte aanbevelen.

NOTEN:
1 H. Schaftenaar, Grondvesten van Stadzige gelegd in 1614 in: De Omroeper, juni 2010, jrg 23, nr. 2 pp. 41-49.
2 Stads- en Streekarchief voor Naarden e.o.[SSAN], SSAN015, OAN Inv.nr. 125.33.
3 Rutger was niet in rechte mannelijke lijn een 'De Beer'. Dat blijkt uit de heraldische gegevens. Zijn blazoen vertoont geen enkele overeenkomst met het oorspronkelijke familiewapen De Beer. De naam is vrijwel zeker voortgekomen uit een vrouwelijke tak in zijn kwartierstaat en is als zodanig `aangenomen'.
4 Dat Neeltgen Jacobsdr en Rutger Gerbrantsz op enigerlei wijze verwanten van elkaar waren berust op een zeker vermoeden na vergelijking van voorhanden zijnde wapenkwartieren.
5 Het Utrechts Archief [HUM, Verzameling Va8 De 'geuzenvloot' waarvan Lumey en Sonoy [Snoey] de boegbeelden waren bestond aanvankelijk uit een bont gezelschap van vrijheidsstrijders en onberekenbare rouwdouwers. Feitelijk was het een samenraapsel van (berooide) adel, avonturiers, werkloze zeelieden en zelfs geboefte. Ze waren berucht om hun eigengereid en intimiderend optreden en hun destructief en roofzuchtig gedrag.n Atteveld, Toegang 324 Inv.nr. 35.
6 HUA, Archief Sint-Paulusabdij, Toegang 85-1 Inv.35 fo 130r: Rutger Gerbrantsz, brouwer tot Naarden, ontvangt anno 1583 leengoederen voor zichzelf alsmede ten behoeve van de (voor) kinderen van Bye bij haar overleden echtgenoot Henrick Thonisz!
7 SSAN080, Bibliotheek VES 308, Afschrift van de Brief van Theodorus Thesschen aan Notaris Jacob Ghijsbert te Amsterdam, 8 november 1596.
8 De 'geuzenvloot' waarvan Lumey en Sonoy [Snoey] de boegbeelden waren bestond aanvankelijk uit een bont gezelschap van vrijheidsstrijders en onberekenbare rouwdouwers. Feitelijk was het een samenraapsel van (berooide) adel, avonturiers, werkloze zeelieden en zelfs geboefte. Ze waren berucht om hun eigengereid en intimiderend optreden en hun destructief en roofzuchtig gedrag.
9 Volgens een afschrift van het Cort Verhael in: OAN 45.1, Register houdende naamlijsten van schouten, burgemeesters en schepenen, met aantekeningen, 1512-1752.
10 In de opsomming ontbreken: Arentvan den Berg, schout en Evert Huibertsz, Gerrit Pietersz en Bout Jacobsz, schepenen. Als stadsgeheimschrijver werd Wermbold Claesz aangesteld.
11 Vermoedelijk een Dompselaar en afkomstig uit de regio Amersfoort.
12 L. Hortensius, Opkomst en den Ondergang van Naarden in: Werken uitgegeven door het Historisch Genootschap Nr 5, Utrecht 1866, p. 110.
13 Hortensius was priester, humanist en historicus. Als rector van de Latijnse school in Naarden had hij een uitstekende reputatie en mag als een betrouwbare bron worden aangemerkt.
14 Afschrift Cort Verhael. Deze zogeheten Waalse soldaten voerden charges uit onder de vlag van de beruchte geuzen.
15 Hortensius, p. 122.
16 Koninklijk Huisarchief, A 11/XIV E/27, Brief van de stad Naarden aan Willem van Oranje d.d. 21-11-1572.
17 Hortensius, p. 125 (zie: voetnoot 1). N.B. P. Peerlkamp en A. Perk, die dit werk hebben vertaald en toegelicht, hebben nagelaten de bron te vermelden waarop dit gegeven gestoeld is! In de archieven van Amersfoort heb ik (nog) geen Dirk Bakker mogen ontwaren. Wellicht was Aart DirkszBacker (*ca 1550- t1621), schepen van Naarden in 1592, '95, '98 en 1604, een zoon van deze Dirk?
18 Don Fadrique Alvarez deToledo, zoon van de hertog van Alva.
19 H. Brugmans, Utrechtse Kroniek over 1566-1576, in: Bijdragen en Mededelingen van het Historisch Genootschap XXV, pp. 136. Zie ook HUA, Archief Staten van Utrecht Landsheerlijke Tijd (SULT), Toegang 58 Inv.nrs. 317 en 318 (periode 1573-1577).
20 SULT 318
21 Hortensius, p. 125.
22 J.L.Motley, De opkomst van de Nederlandsche Republiek. Deel 3 (herziene vertaling R.C. Bakhuizen van den Brink), Den Haag 1879.
23 Thesschen
24 Volgens Hortensius waren ze niet met zes, zoals hier gesuggereerd, maar in totaal met zeven vertegenwoordigers. Hij noemt alle afgevaardigden bij naam.
25 Van een stervormige vesting met bastions was toen nog geen sprake.
26 Hortenius, p. 132.
27 De voormalige Gasthuiskerk is vermoedelijk voor 1560 als stadhuis in gebruik genomen. De locatie staat namelijk al aangegeven op de stadsplattegrond van Jacob van Deventer, een zogeheten spionagekaart uit ca 1560, vervaardigd in opdracht van de Spaanse koning PhilipsII.
28 Hortensius p.138-139.
29 Motley spreekt zelfs van drie weken!

Contact

Historische Vereniging Soest/Soesterberg
Steenhoffstraat 46
3764 BM Soest




De Historische Vereniging Soest/Soesterberg heeft een ANBI-status.

Word lid

Lid worden van de Historische Vereniging Soest-Soesterberg.

Lid worden

Sponsor

Historische Vereniging Soest / Soesterberg is mede mogelijk gemaakt door:

Reto