Evert Akkerman de petroleumventer

Evert Akkerman de petroleumventer.

Bakkersfamilie Van den Oord voor hun winkel aan het Kerkpad. (1925)

Bakkersfamilie Van den Oord voor hun winkel aan het Kerkpad. (1925)

10 jarig bestaan van rijwielhandel en autoverhuur Klomp. (1935)

10 jarig bestaan van rijwielhandel en autoverhuur Klomp. (1935)

Firma A. Benning aan de F.C. Kuyperstraat.

Firma A. Benning aan de F.C. Kuyperstraat.

Wandel- en Rijwielkaart. (1938)

Wandel- en rijwielkaart. (1938)

Valkenet, smidse, winkel in haarden en kachels

Valkenet, smidse, winkel in haarden en kachels 1935

Patatautomaat Koninginnelaan

Patatautomaat Koninginnelaan jaren '60

Noodsupermarkt Overhees

Noodsupermarkt Overhees 1976

Bevrijdingsoptocht 1955

Bevrijdingsoptocht 1955; wagen Gymnastiekvereniging Olympia

Menu

Legerplaats te Soesterberg

door wijlen ds J.J. Bos

De geschiedenis der Legerplaats te Soesterberg begint te Zeijst. In eene "Reis door Holland in het jaar 1806, met afbeeldingen", oorspronkelijk in het Fransch geschreven, doch, in het Hollandsen vertaald, in 3 kl.8° deeltjes uitgegeven bij E. Maaskamp, Prentkunst Magazijn, Kalverstraat en Dam, no. 1, vindt men tegenover bladzijde 244 van het eerste deel, eene afbeelding van de "Pyramide te Zeist", en daarvoor, van bladz. 238 tot 243, eene geschiedenis van den oorsprong dezer Pyramide. Volgens dien schrijver waren daar ter plaatse, in het jaar 1803, Fransche en Bataafsehe Troepen, op last van den Opperbevelhebber, de Generaal Marmont, eenige duizenden mannen in een Legerkamp verzameld, met de bedoeling om de krijgslieden der beide natiën, door dat kampleven, meer en meer te verbroederen. Men had moeielijk eene meer geschikte plaats, tot militaire leerschool, kunnen uitkiezen, dan deze ruime vlakte op de onbebouwde heide in het midden van Holland, op een punt waar, van de land- en zeezijde vijandelijke aanvallen mogelijk waren. Dââr werden, door de soldaten zelve, tenten, barakken, en paardenstallen, opgeslagen; magazijnen en hoefsmederij en gebouwd; tenten voor de Generaals, en verdere Hoofd-Officieren, opgericht, en met sierlijke tuintjes omringd; putten gegraven, die een voortreffelijk water opleverden; en de geheele legerplaats met grachten en wallen omringd. Ook verrezen in de onmiddelijke nabijheid, tenten voor zoetelaars, koffiehuizen, en logementen; ja zelfs een gebouw dat voor Schouwburg dienen moest.
Om nu ook verder zijne manschappen bezig te houden, liet Generaal Marmont; ter gedachtenis der Kroning van Napoleon tot Keizer van Frankrijk, op 2 December 1804, door zijne soldaten, in de nabijheid van het Kamp, van zand en zoden, eene Pyramide oprichten, van den beganen grond met 45 trappen opklimmende tot een vierkant vlak, door eene balustrade omgeven, uit het midden waarvan zich weder eene houten naald verhief, welke men van binnen langs eene trap beklimmen kon; het geheel was 148 Rhijnlandsche voeten hoog.
Gelijk reeds gezegd is, nering-doenden van allerlei aard, kozen zich eene tijdelijke woonplaats in de nabijheid van zoovele duizenden mannelijke gebruikers; en naar mate het verblijf der troepen in dat Kamp van langer duur werd, werden ook de woningen dier Kooplieden hechter en netter gebouwd. Dit werd zelfs door de bevelhebbers aangemoedigd, en alzoo ontstond er, in de nabijheid van het Kamp, en geheel op Zeijster grondgebied, langzamerhand een gehucht, dat door de Franschen, nà de overwinning bij Austerlitz op 2 December 1805, "Austerlitz" gedoopt werd, en dat Lodewijk Napoleon, Koning van Holland, een weinig later zelfs voornemens was tot eene stad te verheffen. Door den loop der gebeurtenissen is echter van dat laatste plan niets gekomen, maar de buurtschap behield den naam van Austerlitz, en heeft zich langzamerhand tot een klein dorpje ontwikkeld. Zij telt thans een groot aantal, zeer netjes in tuinen gelegen en goed onderhouden, woningen, met eene aanwassende bevolking, die het, reeds in de eerste helft der vorige eeuw, noodzakelijk maakte dââr eene School, en woning voor den Onderwijzer, te bouwen, en iets later ook eene Kerk, en Predikantswoning voor de Hervormden daar ter plaatse.
In den mond der meer bejaarde bewoners van die streek, heet Austerlitz nog altijd "De Oude Kamp", maar Legerplaats voor Militairen is het reeds, sedert ongeveer honderd jaren, niet meer geweest. Het eigenlijke Kamp is bijna geheel op Soester grondgebied overgebracht, maar ook dit heet nog altijd in den volksmond "De Kamp van Zeijst", ja, zelfs in officieele stukken, en landkaarten, wordt doorgaans van "De Legerplaats bij Zeijst", of "Het Kamp van Zeijst", gesproken. Ik vermoed dat de aanleiding tot die verschuiving van Zeijst-Soest naar Soest-Zeijst, gezocht moet worden in de bestrating van den weg van Zeijst-De Bilt naar Amersfoort, welke, zooals bij het onderwerp "Wegen" gezegd is, tot stand kwam in de dagen van Koning Lodewijk, dus tussen 1806 en 1810, terwijl de straatweg van Zeijst naar Woudenberg eerst in 1830 is gelegd.
Dat "Kamp te Soesterberg", ligt meer naar de zijde van Amersfoort dan naar die van Zeijst. Het loopt eenigermate evenwijdig met den straatweg van Amersfoort naar Zeijst-De Bilt (Utrecht), en strekt zich uit langs een zeer oud wagenspoor door de heide, dat wel de Hessenweg kan geweest zijn, die mij eenmaal als zoodanig is aangewezen. Langs dien weg zijn de waterputten gegraven, ongeveer 100 voeten diep; volgens een kaartje van 1854 waren er toen twaalf, maar volgens den Gemeente-Atlas van 1865 waren er toen achttien. Langs dien zandweg werden ook de Kampwachters-woning, de ambulance, en de stallen gebouwd, van welke sommigen natuurlijk ook hunne eigene putten kregen; en verder de cantines en tenten van restaurants, herbergen, en dergelijke. Die geheele linie is een klein half uur gaans lang, en strekt zich in de breedte uit, naar de zijde van Soest, tot aan de Vakken en Bloemheuvel ; naar de zijde van Amersfoort, tot aan de grensscheiding tusschen Soest en Amersfoort; terwijl nog altijd een klein puntje loopt over de grensscheiding tusschen Soest en Zeijst. Die geheele vlakte is, naar ik meen wel eens gehoord of gelezen te hebben, eigendom van het Rijk.
Of dââr van 1810 tot 1813 geregeld jaarlijks gekampeerd werd, is mij niet bekend, maar na 1815 schijnt het Kamp te Soesterberg al spoedig, gedurende een paar maanden van eiken zomer, als oefenplaats voor het Nederlandsche Leger gebruikt te zijn. Ik herinner mij, als zeer jong knaapje, zelf eenmaal in dat Kamp geweest te zijn. Betere heugenis heb ik echter van een Kamp-bezoek, op zondag 4 September 1853.
Ik meen, toen voor het eerst, maar ook in enkele volgende jaren, kampeerde Z.M. Willem III, met de troepen, aldaar, en bewoonde er eene groote tent. Er was een buitengewoon groot aantal Krijgslieden, van alle wapenen, vereenigd, en natuurlijk dreef het verblijf des Koning in het Kamp een stroom van bezoekers, uit alle hoeken van het vaderland, vooral des zondags, daarheen. Want, plachten de soldaten vroeger, op de zondagen, de kerken te Zeijst, de R. Catholieken sedert 1839 te Soesterberg, te bezoeken, nu werden de godsdienstoefeningen in het Kamp zelf gehouden. Voor den spreker der Protestanten was, op een heuveltje een cirkelvormig muurtje van plaggen gebouwd, met een houten rand gedekt, dat men door een houten deurtje kon binnengaan, en waarin de voorganger van de heupen af voor de omstanders zichtbaar was; op dien houten rand stond een los lessenaartje, dat zóó geplaatst kon worden dat de spreker den wind op den rug had.
De muziek van de Grenadiers en Jagers begeleidde het gezang. Voor de Roomsch-Catholieken was er een houten gebouwtje opgericht, met een paar deuren, die, geopend zijnde, het gezicht gaven op een altaar en de verdere benodigdheden en waarvoor de dienstdoende Priester de plechtigheden van zijnen Eeredienst verrichten kon, terwijl de geloovigen, die daaraan deelnamen achter hem stonden, met het gezicht naar het altaar, in de open lucht. Geen wonder dat de toevloed van bezoekers, vooral op de zondagen, buitengewoon groot was; die godsdienst-oefeningen in de open lucht hadden eene bijzondere aantrekkelijkheid, en dan daarna de parade; en de Koning bij dat alles, wie maar even kon, moest er heen!
De godsdienstoefeningen door R. Catholieken werden, naar ik meen, altijd door den Heer W. Steenhoff, Pastoor te Soest, waargenomen, maar voor die der Protestanten werden de Predikanten uit den omtrek uitgenoodigd. Aldus viel mij de beurt op 4 September 1853 ten deel. Dat was een groote dag voor den Koning, en voor geheel het Vaderland, want de Prins van Oranje vierde zijnen dertiende verjaardag, en zou door den Koning met zijnen eersten militairen rang bekleed worden. Het had den vorigen avond zwaar geonweerd en geregend, maar op 4 September ging de zon schitterend op, en het werd een der schoonste dagen van het jaar. Toen ik aan het punt kwam, waar de straatweg van Soest-Soesterberg zich aansluit aan dien van Amersfoort naar Utrecht, zag ik links en rechts, zoover het oog reikte, niets dan, in het midden eene aaneengeslotene reeks van rijtuigen, en aan beide zijden, op de bermen, eene soortgelijke lijn van voetgangers. Ik begaf mij onmiddelijk naar het spreekgestoelte, plaatste den lessenaar in de gewenste richting, en wachtte verder in eene tent in de nabijheid, voor den spreker bestemd, het oogenblik van beginnen af. Nadat de troepen zich geschaard hadden beklom ik het spreekgestoelte, en zag daar vóór mij, den Koning, staande, met zijnen oudsten Zoon naast zich; ter zijde de muziek, om het gezang te begeleiden; verder de kampeerende troepen, en rondom dat alles eene onafzienbare schare van Kampbezoekers ; later op den dag heb ik, door eenen HoofdOfficier, het aantal toehoorders wel op tien duizend hooren begrooten.
Ik sprak naar aanleiding van de woorden, die men leest Matth. 22:21b: "Geeft den Keizer wat des Keizers is, en Gode wat Godes is", en liet zingen, vooraf Psalm 68:10, en tot slot Gezang 96. Het geheel maakte op mij, en op velen met mij, eenen diepen indruk; het had iets van eene hagepreek. Na afloop der godsdienst-oefening wenschte de Koning dat ik Hem volgen zou, en zóó woonde ik ook de parade bij , die daarna gehouden werd; eene uitnoodiging tot het diner was mij reeds vroeger ter hand gesteld. Dit werd aangericht in eene groote tent, met twee uitgangen. De Koning nam er aan deel, alsmede de Prins van Oranje, met zijnen Gouverneur, Jhr. Franciscus de Casembrood, toen Adjudant van Z.M., maar dezelfde die ten jare 1864 als Commandant van de Medusa, zich naam maakte door het forceeren van den doortocht door de Straat van Simonoseki, in Japan; daarenboven enkele vreemde officieren, en eindelijk een aantal hoofd-officieren van het Nederlandsche leger; onder die allen waren de Pastoor en ik de eenigen die niet in krijgsgewaad gekleed waren; in alles had Z.M. dien dag zeker wel 50 gasten.
Op den dag daarna kwam de Boekhandelaar J. van Wermeskerken, uit Amersfoort, mij verzoeken om de Toespraak van den vorigen dag te mogen uitgeven. Ik had geen ogenblik het voornemen daartoe gehad, maar wist nu ook niet waarom ik het weigeren zou; alzoo is het dan ook geschied, maar tot mijn leedwezen is de man niet in alles mijn opstel gevolgd. Ook in 1854, en later, zijn er nog godsdienstoefeningen voor de Protestanten in het Kamp gehouden, maar van 1860 af gingen zij te Soesterberg, nabij het Huis ter Heide, ter kerk, zooals de R. Catholieken, reeds vroeger, deelnamen aan de godsdienstoefeningen te Soesterberg, Gemeente Soest.
In 1854 heeft de Koning weder mede gekampeerd, en heeft op 11 September, eenen zeer warmen dag, te paard, aan het hoofd van 6000 man, eene militaire wandeling naar Soestdijk gemaakt, ten einde voor Zijne Moeder, H.M. Anna Paulowna, te defileeren. In latere jaren echter woonde Z.M. die zomeroefeningen niet meer bij ; en langzamerhand veranderden die ook zoozeer van aard, dat er uitgezien moest worden naar ruimer terrein. De grootere afstanden, die de kogels tegenwoordig kunnen afleggen, maakten dit noodzakelijk, en daarom werd in 1899 eene legerplaats op de Veluwe aangelegd, op eene bijna vlakke heide, ruim 1300 H.A. groot, in de Gemeente Ede, nabij de buurtschap Harskamp. Soesterberg bleef een Kamp voor Mineurs en Sappeurs, waar men zich oefende in het aanleggen van schansen, loopgraven, mijnen, enz.
De oefeningen der Artillerie hebben in 1866 nog aan een Soester landbouwer het leven gekost. Hij, of zijne knechts, vonden bij het plaggen halen, eene granaat die niet gesprongen was. Zij namen die mede naar huis, en hebben die daar, in de tegenwoordigheid van eenige buren, in de open lucht ontstoken door middel van een schopje gloeiende asch, met het ongelukkig gevolg dat de granaat sprong, en de boer zelf, Aart Wantenaar, oud 32 jaren, zoo zwaar aan het been verwond werd, dat het moest afgezet worden, waartoe de man niet besluiten kon, zoodat hij op 16 September overleed. Een tweede, Theunis van 't Klooster, oud 20 jaren, werd aan de handen, en den linker arm, in die mate gekwetst, dat die arm, in het midden van den bovenarm, moest worden afgezet, wat met goed gevolg is geschied. Een derde werd ernstig aan het hoofd verwond, en nog twee andere toeschouwers ontvingen minder zware kwetsuren.
Tusschen de jaren 1886 en 1889 werd, door de ijverige bemoeiingen van den toenmaligen Predikant van Soesterberg, G. van Kempen, aan den hoofdweg in het Kamp, een Te Huis voor Militairen gebouwd, terwijl zijn opvolger, de Predikant G. Verrijn Stuart, aan de 18de Algemeene Vergadering van den Nederl. Militairen-Bond, gehouden te Utrecht op 28 April 1892, mededeelde, dat hij in onderhandeling was met den vroegeren militair, nu godsdienst-onderwijzer, van Wageningen, met de bedoeling om dezen, als Concierge, in dat Te Huis te doen wonen, en werkzaam te doen zijn. Of dat plan ook werkelijk is tot uitvoering gekomen, is mij niet bekend, maar wel meen ik later, in één der dagbladen, gelezen te hebben, dat dat Militaire Te Huis was afgebrand; of het daarna nog weder opgebouwd is, heb ik niet vernomen.

Contact

Historische Vereniging Soest/Soesterberg
Steenhoffstraat 46
3764 BM Soest




De Historische Vereniging Soest/Soesterberg heeft een ANBI-status.

Word lid

Lid worden van de Historische Vereniging Soest-Soesterberg.

Lid worden

Sponsor

Historische Vereniging Soest / Soesterberg is mede mogelijk gemaakt door:

Reto