Evert Akkerman de petroleumventer

Evert Akkerman de petroleumventer.

Bakkersfamilie Van den Oord voor hun winkel aan het Kerkpad. (1925)

Bakkersfamilie Van den Oord voor hun winkel aan het Kerkpad. (1925)

10 jarig bestaan van rijwielhandel en autoverhuur Klomp. (1935)

10 jarig bestaan van rijwielhandel en autoverhuur Klomp. (1935)

Firma A. Benning aan de F.C. Kuyperstraat.

Firma A. Benning aan de F.C. Kuyperstraat.

Wandel- en Rijwielkaart. (1938)

Wandel- en rijwielkaart. (1938)

Valkenet, smidse, winkel in haarden en kachels

Valkenet, smidse, winkel in haarden en kachels 1935

Patatautomaat Koninginnelaan

Patatautomaat Koninginnelaan jaren '60

Noodsupermarkt Overhees

Noodsupermarkt Overhees 1976

Bevrijdingsoptocht 1955

Bevrijdingsoptocht 1955; wagen Gymnastiekvereniging Olympia

Menu

Gezondheidszorg in Soest: Veterinaire gezondheidszorg

Ton Hartman

De eerste 'veegenezer'
Napoleon Bonaparte was onder andere geïnteresseerd in welke personen zich ten lande, het Franse keizerrijk, bezig hielden met diergeneeskunde. De maire, burgermeester, van Zeist vulde op de enquête uit 1811 één naam in: Jan van Eijnden (1759-1826). Jan was geboren en getogen in Eemnes, aanvankelijk alleen boer maar algauw deed hij wat dingetjes erbij, zoals vracht rijden. In 1796 verhuisde hij met zijn gezin naar Den Dolder. Het gehucht Den Dolder lag toen bij het huidige Prins Hendriksoord aan de Soestdijkseweg en bestond uit het herenhuis de "Ewijckshoeve", een herberg, enkele boerderijen en wat daghuurderswoningen. In dat jaar (1796) had hij de boerenhofstede "Het Spie" gekocht, die bewoond was door Aart van Woudenberg. Nazaat Henk van Hees legt de link met het "Spiehuis" dat wel in de gemeente Soest aan de Biltseweg 45-47 is gelegen. De boerderij stond wel in Zeist, want hij was daar belastingplichtig. Met zijn werkzaamheden zal 'vee-doctor' Jan van Eijnden zich niet hebben laten beperken door gemeentelijke grenzen en "de grootte heere van 't land komen bij hem om de kwalen van haar vee, is 't mogelijk, te doen genesen worden".
Mogelijk hebben Soester boeren of heren ook wel gebruik gemaakt van zijn kennis. In ieder geval ging het Jan voor de wind, hij kocht in 1805 de herberg "Herbergh aan Den Dolder". Deze was gelegen op de hoek van de Soestdijkerweg en de Embranchementsweg, dus op een steenworp afstand van Soest. Vanaf 1797 was Dirk van der Woerd de 'duntapper' (herbergier). De herberg is afgebroken in 1839. Jan van Eijnden en zijn gezin waren in 1814 weer naar Eemnes teruggekeerd, Jan kon al gaan rentenieren op zijn 55e. De bovenstaande gegevens komen uit een artikel in de Dolderse Kroniek dat door dhr. Pierre Rhoen geschreven is.

Provinciale veeartsen en rijksveeartsen
Aileen in tijden van veeziekten lezen we in de (digitale) kranten wat over veeartsen en Soest, bij de uitbraak van runderpest in 1866 wordt de provinciale veearts W.J.E. Hekmeijer genoemd. Hij verordonneert dat de 35 runderen op de boerderij van Hannes Kok (boerderij 't Klooster, nu Eemstraat 16) in beslag worden genomen en vernietigd zullen worden. Twee maanden later heft Rijksveearts F.T.Weitzelde beperkingen weer op.

De eerste Soester veearts:
Lambertus Kok (1832-1912) Lambertus is te Leusden geboren. Volgens het bevolkingsregister vestigt hij zich op 25 maart 1872 te Soest in woning A 87 op de hoek Nieuwe Steeg en Brinkweg. De boerderij, die in zijn laatste levensfase verkeert (misschien is hij al gesloopt als u dit leest) heeft nu als adres Korte Brinkweg 51. Op 26 maart staat zijn wervingsadvertentie al in de Amersfoortsche Courant. Hij huwt op 8 juli 1873 te Eemnes Theunisje de Beer (1834-1910) die wel te Soest geboren is. Opvallend detail: Lam bertus, Theunisje en hun twee volwassen geworden kinderen Rijkje (1875-1966) en Hendrik (1877-1940) zijn allen op zondag geboren, zouden zij hun leven als 'zondagskinderen' beleefd hebben?

Lambertus Kok was een veehouder-empirist, dat wil zeggen dat hij zich toegelegd had op het genezen van vee. Hij had dat in de praktijk aangeleerd, maar misschien nog belangrijker: "het zat in de genen en hij had er aanleg voor". De Rijksveeartsenijschool te Utrecht was weliswaar al in 1821 opgericht, maar de aandacht daar was allereerst op paardengeneeskunde gericht. De eerste lichtingen studenten waren vrijwel geen boerenzoons maar vaker uit legerkringen gerekruteerd. Om kwakzalvers en de goede veegenezers te onderscheiden, werd door een uitoefeningwet de geneeskunde in betere banen geleid. Bij de uitoefeningwet van 1874 mocht Lam bertus Kok de titel: "patentveearts" gaan voeren. Maar deze patentveeartsen moesten nog wel een toetsing doen. De voorzitter van het beoordelingscomité, de heer A.W.H. Wirtz, was nogal kritisch over de kandidaten, hij schrijft in de toelichting aan de minister "onder de 20 personen, die een bewijs van toelating ontvangen hebben [de 'titel` patentveearts] was er geen enkele die bij het examen het bewijs van meer dan middelmatige kennis leverde, van 7 hunner kon het examen slechts ter naauwemood voldoende geacht worden".

Over de afgewezenen was de examencommissie nog wat sceptischer: "aangezien het echter velen der geëxamineerde personen blijkbaar aan de noodige verstandelijke ontwikkeling ontbrak om met goed gevolg afgerigt te kunnen worden", met eerdere examens erbij betrof het wel de helft van alle patentveeartsen. Uiteindelijk waren er in Nederland per 24 december 1876 maar 65 veeartsen toegelaten, waarvan vier in de provincie Utrecht. Deze toelichting zal door weinig veehouders gelezen zijn, het was gepubliceerd in de Nederlandsche Staatscourant van 9 januari 1877. Tot de geslaagden in december 1876 behoorden twee veeartsen in de provincie Utrecht: C. Kuijer uit Hoogland en L. Kok uit Soest. Natuurlijk heeft hij deze 'toelating tot uitoefening van de Veeartsenijkunst, gedateerd 14 december 1876' keurig bewaard, bij zijn achterkleinzoon en eveneens dierenarts Hans Kok hangt het nu in een lijstje. Daarnaast bewaart Hans nog wat gereedschap zoals aderlaatmesjes en ook een kopie van een nota aan de heer Gijtenbeek: Debet aan H Kok in het jaar 1865 (dus een heel jaar !) waarop onder andere vermeld: aan vezietten [visites] en Meedisijne [medicijnen], lavementen [darmspoelingen] en handelingen Fl. 15,50. Een andere post was kalf gehaald [verlossing] Fl. 2,50. Waarschijnlijk is de familie Kok in de jaren tachtig van de negentiende eeuw verhuisd naar oostelijke richting op de huidige Korte Brinkweg. Aan het einde van de negentiende eeuw laat Lambertus Kok een nieuwe boerderij bouwen aan de Brink, nu is het adres Korte Brinkweg 61. Er werd voor de duurdere dakbedekking gekozen namelijk pannen. In de loop van de tijd kreeg de boerderij  de naam "De Klepkooi", er was van veel aanloop.

Hendrik Kok
Zoon Hendrik Kok (1877-1940) koos voor het boerenvak, maar het schijnt dat hij toch meer kennis van dieren had dan de gemiddelde veehouder. Hij zal van zijn vader zeker enkele medische handelingen geleerd hebben en voor veeverloskundige had en heb je geen getuigschrift o.i.d. nodig. Daarnaast breidden hij en zijn echtgenote Mie Kok-Kok (1880-1960) de boerderij uit met een bijschuur voor 'tentwagen' in 1914.

In 1917 werd er een veeschuur gebouwd, en in 1926 verscheen er een rietgedekte hooiberg met vijf houten roeden. In 1934 gevolgd door een wagenloods en twee jaar later een kippenhok. Tenslotte nog een hooiberg met zinken dakplaten en vier roeden in 1938 en een grassilo waar geen bouwjaar bijstaat. Ook het gezin breidde uit, er werden twaalf kinderen geboren. De Tweede Wereldoorlog heeft de familie Kok onevenredig zwaar geteisterd, bij de evacuatie werd Hendrik naar het ziekenhuis in Laren gebracht. Door hartproblemen, zo vertelde de heer A. van Breukelen, is hij daar overleden. Op 25 oktober 1944 sloeg het noodlot opnieuw toe: de Duitse Wehrmacht bedacht dat als represaille, er waren kabels doorgestoken, enkele gebouwen vernietigd moesten worden. Naast hotel "De Viersprong"op Nieuwerhoek ook de boerderij van de familie Kok. Ze kregen een half uur om wat waardevolle spullen eruit te halen en daarna werd alles door een verzengende brand verwoest, alleen de grassilo bleef staan. Na de oorlog werd de boerderij herbouwd door zoon L.C. (Bart) Kok (1907-1960), die als beroep opgaf veehouder/ veeverloskundige. Verschillende gegevens komen uit archieven van de Stichting Historisch Boerderij Onderzoek. Kees, de zoon van Hendrik en de broer van Bart, wordt beschreven in een volgende alinea.

D.J.H.H. Monné
Deze 'geëxamineerde' veearts werd per 16 februari 1914 benoemd met standplaats Soest. In september 1915 promoveert hij aan de veeartsenijschool te Bern, Zwitserland. Op 15 juni 1917 wordt zijn opvolger A.J. Holtzbenoemd door de gemeenteraad, maarHoltz aanvaard de benoeming niet.

A. Winter
De volgende gemeente veearts is A. Winter, zijn eerste vermelding is 26 maart 1921. Hij is gevestigd in Amersfoort aan de Lange Gracht 65. U kon hem daar bereiken, maar ook de boodschap afgeven bij Hotel Eemland tel. nr. 22, gemeentehuis bij T. Beuzel tel. nr. 11 of De Gouden Ploeg tel. nr.65.
Op de gemeentelijke begroting 1927 komt ook een post "vergoeding veearts" voor, hij krijgt als jaarwedde 1300 gulden. Dit is gelijk aan de jaarwedde van de gemeentearts, maar duidelijk meer dan die van de wethouders, deze moeten met 1020 gulden tevreden zijn. Waarschijnlijk is de keuring van vee en vlees de belangrijkste bezigheid voor de gemeente veearts. Winter promoveert in 1938 op een proefschrift over verdovingen bij honden en katten.

Cornelis Anthonius Kok (1909-1967)
Kees Kok heeft de veeartsenijschool in Utrecht doorlopen en is daar afgestudeerd op 20 december 1934. Na enkele waarnemingen in het oosten van het land, startte hij zijn praktijk in maart 1935 in Soest. Het werkgebied was wel veel groter dan Soest, ook Baarn, Bunschoten, Spakenburg, Eemdijk, Maartensdijk, Hollandse Rading, Egelshoek bij Hilversum, Huis ter Heide, Zeist en Soesterberg maakten er deel van uit. In voornamelijk de Birkt waren er ook boeren die de Amersfoortse dierenarts Wellensiek raadpleegden, dit was historisch zo gegroeid en was voor de collega's geen item. Kees trouwde in 1937 met Anna van Stoutenburg uit Eemnes. De meeste boeren uit Eemnes stapten over naar Kok. Hij begon eerst even vanuit het ouderlijk huis, daarna vanaf Koninginnelaan 5 en later vanuit zijn woonhuis aan de Wilhelminalaan 1 (vanaf 1944). Soms is de veearts zelfs dokter: in dagblad "De Tijd" van 22 juni 1937 het opmerkelijke verhaal van hondenkennel "De Paddenstoel" aan de Waldeck Pyrmontlaan. Veearts C.A. Kok werd gevraagd door de beheerster om naar 'vergiftigde' honden te komen kijken. Daar aangekomen trof hij de mejuffrouw bewusteloos aan. Zij werd opgenomen in de Rijkskliniek te Utrecht. De volgende dag bleek ook de huishoudster bewusteloos te zijn en werd ook met de ziekenauto naar Utrecht gebracht. Het bleek dat de kachelpijp verstopt zat en dat er van de 63 honden er elf bewusteloos waren. Twee honden waren al aan de kolendamp overleden. In het boek "Weer een eeuw" staat de derde week van juni 1937 omschreven als koel, 'maar om dan de honden in huis te halen'. Voor de Tweede Wereldoorlog werd er nog gebruik gemaakt van trekhonden, ook in Soest. In maart 1940 was de jaarlijkse keuring die door veearts C.A. Kok en de gemeentepolitie gedaan werd:drie honden werden geschikt bevonden. Voor de oorlog had Kees Kok al een automobiel, maar deze kon in de oorlog niet meer gebruikt worden vanwege brandstoftekorten en het risico op vordering.

De automobiel werd verstopt in de boerderij van zijn moeder en ook verloren gegaan bij de brandstichting door de Duitsers in oktober 1944. Specialisatie naar landbouwhuisdieren en gezelschapsdieren was er nog niet. Kees Kok bekwaamde zich door nascholingen in Utrecht, intussen de Faculteit voor Diergeneeskunde, zo had hij ook consulten op Paleis Soestdijk bij de honden van Prins Bernhard en de paarden van de Prinsessen. Het was een omvangrijke praktijk. Kok werd zelfs "Hof"-dierenarts bij Paleis 't Loo en in Diepenheim op kasteel Warmelo (Prinses Armgard).

De heer Paul Rupert, voormalig huisarts te Soest, vertelde dat hij een 'snuffelstage' liep bij Kees Kok. Bij pastoor Smit op Soestdijk werd zonder dralen het gebroken pootje van de kanarie geamputeerd. Op de foto ziet u Kees Kok in actie in het weiland bij Toon van Doorn, de koe heeft kalf- oftewel melkziekte. Dit is een acuut tekort aan calcium in het bloed, waardoor de spieren verslappen. Meestal kan de koe niet meer opstaan, maar na toediening van een Ca/Mg infuus volgt bijna altijd een spoedig herstel. Naast veehouders met aanvankelijk ook werkpaarden, runderen en varkens kwam Kok ook veel bij manegehouders, hij had een goede naam als paardenarts.

Terugkijkend zegt zoon Hans: "je snapt niet dat hij daar allemaal tijd voor had, overdag overal de boer op en 's avonds nog eens de gezelschapsdieren aan huis. 's Nachts ook nog weleens een complexe verlossing en in het voorjaar in de ikopziektetijd' kriskras door het werkgebied crossen om de acute gevallen op tijd een infuus te geven". Kees Kok werd opgevolgd door R.H. Scholz, deze dierenarts was woonachtig te Baarn maar was wel bereikbaar op het adres van de weduwe Kok- van Stoutenburg. Later is de praktijk gesplitst en werden veel Soester boeren klant bij Knijn, later Meursing. De zoon van laatstgenoemde heeft nu een praktijk voor kleine gezelschapsdieren. Twee zoons van Kees Kok zijn ook dierenarts geworden: Hans Kok, waar ik veel informatie van mocht ontvangen, die zijn praktijk in de regio Nunspeet had en Guus Kok (overleden in 2006), eerst 2 jaar als 'laatste koloniale' dierenarts op Curaçao, dan hoefde hij niet in militaire dienst, daarna had hij in Ede praktijk.

Andreas Marie Wellensiek (1894-1988)
Een veearts die niet in Soest gevestigd was maar toch een uitgebreide klantenkring in Soest (vooral in de Birkt) had, was de heer André Wellensiek uit Amersfoort. Geboren aan de Keizersgracht in Amsterdam is hij in zijn jeugd op vakantie geweest op de Grote MeIm en heeft daar zijn 'roeping' als veearts ontvangen. Na de HBS ging hij naar de veeartsenijschool maar vanwege de Eerste Wereldoorlog en de daarbij behorende mobilisatie van het Nederlandse leger moest hij zijn studie onderbreken. In 1922 was hij de opvolger van dierenarts Van Haselen. Zijn werkgebied was van Eemnes tot Leusden en van Soest tot Hoevelaken, eerst met de fiets, daarna op de motor en later met de auto. Wellensiek richtte zich vooral op de boerenpraktijk, kleine huisdieren hadden minder zijn interesse. Naast veearts was Wellensiek ook nog een tijd rijexaminator, Dirk Wolfsen (1921- 2013), veerijder, vertelde via het project Mondelinge Geschiedenis dat hij in 1939 zijn rijexamen bij Wellensiek heeft gedaan. Ook na de oorlog heeft Wellensiek nog geruime tijd rijexamens afgenomen. Zijn collega Hans Kok vertelde dat Wellensiek op weg naar een boer in Eemnes op zijn motorfiets onderuit ging. Zijn been lag open dus pakte hij zijn tas van de motor en hechtte ter plaatse met zijn veterinair gereedschap zijn eigen 'poot' om daarna gewoon zijn weg te vervolgen. Toen Wellensiek op leeftijd raakte ging hij een compagnonschap aan met E.H. den Breejen en werd een dierenartsenpraktijk gevormd. Als eerbetoon aan hem kreeg de praktijk de naam "Wellensiek". Wellensiek zelf ging tot op hoge leeftijd nog 'de boer op', met zijn onafscheidelijke sigaar pelde hij de nageboorte van een kalfkoe af. Meer dan zestig jaar is hij praktiserend dierenarts geweest. Nog steeds maken de veehouders en vele paardenhouders in Soest gebruik van de kennis van dierenartsen verbonden aan dierenartsenpraktijk NijkerkWellensiek, een van hen woont zelfs weer in Soest waar Wellensiek zijn carrière begon: op de Grote MeIm.

Tenslotte
Bij het zoeken naar gegevens over veeartsen/dierenartsen komen soms ludieke berichten voor. Zo schreef De Telegraaf op 10 februari 1966 met de opvallende kop: "Verkeersfout van varken: twee gewonden in Soest". Het varken was losgebroken en stak plotseling de weg over, daardoor raakten twee auto's in botsing en beide bestuurders raakten gewond. Voor het varken moest een veearts geraadpleegd worden, dus waren er eigenlijk drie 'gewonden'.

Bronnen;
Gesprek met Hans Kok, diverse websites, waaronder de website van Historische Kring Hoogland en Den Do!der, blad Historische Kring Eemnes december 2015

Contact

Historische Vereniging Soest/Soesterberg
Steenhoffstraat 46
3764 BM Soest




De Historische Vereniging Soest/Soesterberg heeft een ANBI-status.

Word lid

Lid worden van de Historische Vereniging Soest-Soesterberg.

Lid worden

Sponsor

Historische Vereniging Soest / Soesterberg is mede mogelijk gemaakt door:

Reto