Evert Akkerman de petroleumventer

Evert Akkerman de petroleumventer.

Bakkersfamilie Van den Oord voor hun winkel aan het Kerkpad. (1925)

Bakkersfamilie Van den Oord voor hun winkel aan het Kerkpad. (1925)

10 jarig bestaan van rijwielhandel en autoverhuur Klomp. (1935)

10 jarig bestaan van rijwielhandel en autoverhuur Klomp. (1935)

Firma A. Benning aan de F.C. Kuyperstraat.

Firma A. Benning aan de F.C. Kuyperstraat.

Wandel- en Rijwielkaart. (1938)

Wandel- en rijwielkaart. (1938)

Valkenet, smidse, winkel in haarden en kachels

Valkenet, smidse, winkel in haarden en kachels 1935

Patatautomaat Koninginnelaan

Patatautomaat Koninginnelaan jaren '60

Noodsupermarkt Overhees

Noodsupermarkt Overhees 1976

Bevrijdingsoptocht 1955

Bevrijdingsoptocht 1955; wagen Gymnastiekvereniging Olympia

Menu

HENGESTSCHOTE, FORNHEZE, MOKOROTH EN WIDOCK

door wijlen ds J.J. Bos

Toen ik in 1847 op Soest kwam, liep er, over den grond van het landgoed Pijnenburg in deze Gemeente, wel een zandspoor van het Heerenhuis op Koudhoorn aan, dat men, over den straatweg van Soestdijk naar De Bilt, bereikte door middel van eene brug over de Pijnenburger-Grift, maar van eene laan, of scheidingsloot, was zoo goed als niets te vinden, hoogstens was er eene ondiepe greppel. De Heer Andries de Wilde, eigenaar van Pijnenburg, was toen even begonnen met het maken van eene scheiding, tusschen zijn eigendom en het Soester-Veen, dat ook tot het zoogenaamde "Hees" wordt gerekend, en groef daartoe eene sloot langs zijne bezitting recht op Koudhoorn aan, zoodat Pijnenburg werd gescheiden van de arbeiders-woningen en gronden in het Veen. Dat had voor het grootste deel, weinig bezwaar in, want vele van de aangrenzende gronden in het Veen, waren reeds eigendom van bovengenoemden Heer. Op enkele plaatsen nochtans vond dat werk nog al tegenstand, omdat er waren die beweerden, dat de ontworpen breede zandweg langs de grenzen van Pijnenburg, over hun eigendom zou loopen. Zóó bleef dat werk in den aanvang hier en daar eenigen tijd onvoltooid, tot dat de onwilligen, zeker wel door geld en goede woorden, langzamerhand tot zwijgen gebracht waren. Toen werd de sloot voltooid, die Pijnenburg voor goed zou scheiden van het Soester-Veen.
Die sloot werd van den aanvang af door het volk "De Wieksloot" genoemd, en de gansche buurt er langs, die toen reeds bestond, of er later bijgebouwd is, werd en wordt met denzelfden naam aangeduid. Het volk deed echter hierin niets anders, dan eenige uitbreiding geven aan eenen naam, die reeds vóór de Wieksloot bestond, nl. "De Wiek-akkers". Langs de Pijnenburger-Grift, Hees op, tusschen "De Spie" en de boerderij die door den Heer de Wilde "Gerritshoeve" genoemd was, waarschijnlijk wel naar een van zijne kinderen, lag een groot vierkant stuk grond, dat blijkbaar vroeger gebouwd geweest was, want men kon de ruggen van de voren nog zien, doch in 1847 lag het driest, en werd alleen als schapenweide gebruikt. Het was hoogstens door eene greppel van Gerritshoeve gescheiden, en werd "De Wiek-akkers" genoemd. Het wagenspoor naar Koudhoorn liep er door heen, en de brug over de Pijnenburger-grift lag er voor; en toen in 1850 ongeveer, van dââr af begonnen werd met het voltooien van die scheiding-sloot, en het planten van eene breede laan, later Cornelia 's-laan genoemd, in de richting van Koudhoorn, gaf men aan die sloot, die eenige jaren later nog zeer verbreed en uitgediept werd, den naam van "De Wieksloot".
De Naam "Wiekakkers" bestond dus reeds vóór dat de Wieksloot gegraven werd, en het Wiekerbosch werd geplant, doch het voortbestaan van dien naam wordt thans ernstig bedreigd, wat zeer te betreuren wezen zou. Immers, nadat de Heer H.A. Insinger eigenaar van Pijnenburg was geworden, is hij de namen der boerderijen over Hees, voorzoover tot zijn landgoed behooren, gaan veranderen, en heeft het vroegere "Gerritshoeve" gedoopt "Wijkerhoek". In sommige streken van ons vaderland worden weteringen en slooten, of stukken grond in, of langs, weteringen en slooten, ook wel "wijken" genoemd, en dâârom zal de boerderij, die op den hoek van de Pijnenburger Grift en de Wieksloot gelegen is, wel den naam van "Wi jkerhoek" gekregen hebben; en sedert dien tijd beijveren zich notarissen, enz., om in hunne advertenties te spreken van de "Wijksloot". Ik heb eens de gelegenheid waargenomen, om de familie Insinger schriftelijk opmerkzaam te maken op deze mijns inziens onjuiste, verandering, en gezegd dat men dan liever "Wijkerhoek", (zonder puntjes boven de ij), schrijven moest, doch zonder gevolg. Men ziet in dat "Wiek" blijkbaar een provincialisme, en wil er zuiver hollandsch van maken, welk purisme in dit geval, naar mijn oordeel, zeer ongelukkig werkzaam is, want ik meen dat men op die wijze een plaatsnaam, die reeds in het jaar 777 bestond, gaat uitwisschen. Zie hier wat ik bedoel.

Dan laat Ds. Bos twee fragmenten volgen, geschreven in het Latijn, uit: |
a. Historie Episcoporum Ultrajectensinin van Wilhelmus Heda. Anno 1642 en
b. De Episcopis Ultrajectinis, van Joannes de Beka en Wilhelmus Heda. Anno 1643.
Deze latijnse tekst hebben wij niet opgenomen, want Ds. Bos laat de Nederlandse vertaling volgen.
Redactie

Eene Hollandsche vertaling van dit stuk is te vinden in "Gerard van Loons Aloude Hollandsche Histori der Keijzeren, Koningen, Hertogen en Graaven. In 's Graavenhaage, Bij Pieter de Hondt, 1734. f°. Deel II. bladz. 4-6". Deze luidt:
"Ik Karel door Gods genade Koning der Franken en Longobarden, midsgaders Patricius van Rome. In dien wij uijt het gene, de Godlijke barmhartigheijd ons belieft heeft te verleenen, iet aan de eerwaardige plaatsen afstaan, zoo betrouwen wij, dat dit buijten twijfel tot onze eeuwige zaligheijd zal strekken. Dierhalve dat het aan alle de groote menigte onzer getrouwen kennelijk zij, hoe wij aan de kerk van Sint Maarten, welke in het oude Trecht benede Duurstede gebouwd, en alwaar de zeer eerwaarde man en Priester Albrik gekooze kerkvoogd is, tegenwoordig schenken ons landschap, Lisiduna genaamd, in 't gewest, 't gene Flehite genaamd wordt, op den stroom Hemi, met alle zijne aan- en afhangelijkheden volkomelijk, dat is, met de landen, wooningen, huijzen, gebouwen, slaaven, bosschen, velden, beemden, weijlanden, wateren, watervloeten, tilbaare en ontilbaare goederen, alle en in 't geheel, voor zoo veel die Graaf Wigger aldaar door ons te leen bezeeten heeft, gelijk ook die Bosschen, wier naamen zijn Hengestschote, Fornhese, Mokoroth, en Widok, welken leggen ter wederzijden van Den Hemi. Even zoo geeven wij ook aan de hoofdkerk van Sint Maarten die kerk, welke boven Duurstede gesticht en Ubkinika genaamd is, midsgaders rondom de zelve duijzend voeten lands, zulks de gemelde kerk in alle tijden honderd tienvoetige roeden moet bezitten, en met die nog den watertol op de Lek en dat eijland, aan de Oostzijde bij de genoemde kerk, tusschen den Rijn en de Lek. Dit alles geeven wij van den huijdigen dag af aan de gemelde heijlige plaatsen, om het eeuwiglijk te bezitten. Dierhalve hebben wij bevoolen dit bevel van ons gezag in geschrift te stellen, opdat van deezen dag af de gemelde Priester Albrik en zijne opvolgers, welken bestierders dier Heijligen plaat"se zullen zijn, de voorgemelde plaatsen ten behoeve van de nu gemelde kerk hebben, houden, bestieren, regeeren en er van beschikken, midsgaders tot alles voorthaan, wat zij ten voordeele der gemelde heijlige plaatse verkiezen te doen, vrije magt hebben. En dat niemand der rechtoeffenenden, magt hebbenden of eenig ander persoon den gemelden Priester Albrik of deszelfs opvolgers wegens de gemelde goederen ontrustte of, tegen het gewoonlijk gebruijk, te eenigen tijde eenigen hoon verwekken, maar dat de gemelde kerk, volgens het aller gestaafste recht, dit bevel onzer milddaadigheijd geniete. En op dat dit gezag te bestandigen zij en in te langer tijden onderhouden worde, hebben wij dat hieronder met ons eijge handteken beslooten te bekrachtigen en met onzen ring bevolen te verzegelen. 
Het teken van Karel den gloririjksten Koning.
Gegeven den zevenden van zomermaand in het negende jaar van den zelfden gloririjksten Koning.
Gedaan te Nieumeege in het Koninglijk hof, in Gods naam gelukkiglijk."

Bij dezen Giftbrief alzoo, van 7 Juni 777, schonk Karel de Groote, aan de Sint Maartenskerk te Utrecht, in de dagen van Bisschop Albric, het Landschap Lisiduna, d.i. Leusden, waarvan het tegenwoordige Oud-Leusden waarschijnlijk wel zoo wat de kern zal geweest zijn, want van Amersfoort wordt eerst in 1006 gesproken. Dat Lisiduna was een deel van het Gewest, (de Gouw), Flehite, het latere Eemland, aan beide zijden van de rivier Hemus, met al wat daarin gelegen is, er aan grenst, of er van afhangt, van landen, woningen, huizen, gebouwen, slaven, bosschen, velden, beemden, weilanden, wateren, en waterloopen, tilbare en ontilbare goederen, dat alles gelijk Graaf Wigger het aldaar vroeger in leen bezat; gelijk ook die bosschen, wier namen zijn Hengestschote, Fornhese, Mokoroth, en Widock, welke gelegen zijn aan wederzijde van den Hemus. Ik geloof dat men aannemen mag, dat geheel de, in latere dagen zoo genoemde, Geldersche Vallei, toen tot de Gouw Flehite werd gerekend, van den Rhijn bij Rhenen en Wijk bij Duurstede, tot wat nu de Zuiderzee is. Het Landschap Lisiduna maakte daarvan dan een deel uit, en wel het noordelijkste gedeelte, van Leusden af; en in dat deel waren gelegen de Bosschen, "wier namen zijn Hengestschote, Fornhese, Mokoroth, "en Widock, welke leggen ter wederzijden van den Hemi." De Bosschen, door die vier namen aangeduid, hebben wij dus te zoeken aan weerszijden van de Eem, dat wil zeggen in de tegenwoordige Gemeenten Bunschoten en Hoogland, oostelijk van de Eem; Soest, de Vuurst, Baarn, en Eenmes, westelijk van de Eem. Wanneer men nu aanneemt, gelijk sedert eeuwen gedaan is, dat Hengestschote het tegenwoordige Bunschoten is, waarschijnlijk wel met de Hooglandsche Venen er bij, dan heeft men hiermede de bosschen aan de oostzijde van de Eem; en als men dan verder toestemt, dat met Fornhese waarschijnlijk het Soester Hees kan bedoeld zijn, dat aan de westzijde van de Eem ligt, want die naam komt in deze streken, op oudere kaarten meermalen voor, maar dan met andere voorvoegsels, zooals "Laag Hees"; ook van "Overhees" wordt gesproken in het "Leenregister van de Abdije van St. Pauwels, inhoudende de goederen, daar die van Lochorst met beleent sijn geweest", van den jare 1258; Fornhese zou dan zooveel kunnen zijn als het voorste Hees, Hees dat vooraan ligt; en daarmede zou dan bedoeld zijn het tegenwoordige Hees, waartoe ook het Soesterveen gerekend wordt te behooren, en dat eene zeer uitgebreide plaats beslaat, in de 4683 Bunders groote oppervlakte der Gemeente; dan is het toch niet vreemd, dat men de bosschen van Mokoroth en Widock ook in het westelijk deel van het Landschap Lisiduna zoekt. (V. Matthaeus, Reum. Amorf. Script bl. 199).
Met betrekking tot Mokoroth durf ik echter zelfs geene gissing wagen; maar mij dunkt dat voor de veronderstelling, dat in den naam "de Wiek-akkers " , nog aan het bosch "Widock" wordt herinnerd, bestaat dan wel eenige gond. Door het in vroegeren en lateren tijd, vinden van menig zwaar stuk "kienhout", ja, geheele boomstammen, in al de weilanden en veenachtige streken van Soest, Vuursche, (deze naam stamt hoogstwaarschijnlijk af van Forestum, dat Fürst werd, zoodat hij eigenlijk Vuurst moest geschreven worden, gelijk het volk nog zegt), Baarn, Eenmes, Bunschoten en Hoogland, wordt bewezen, dat geheel deze streek eens met dicht bosch bedekt was. Konden wij het bosch Mokoroth ook nog ergens wedervinden, dan kreeg de gissing aangaande het bosch Widock wellicht een meer steviger grond; doch die plaatsnaam schijnt spoorloos verdwenen. Voor het oogenblik echter blijft het zeer wenschelijk, dat de plaatsnaam "Wiek" als een overblijfsel van Widock in de herinnering blijve voortleven.

Contact

Historische Vereniging Soest/Soesterberg
Steenhoffstraat 46
3764 BM Soest




De Historische Vereniging Soest/Soesterberg heeft een ANBI-status.

Word lid

Lid worden van de Historische Vereniging Soest-Soesterberg.

Lid worden

Sponsor

Historische Vereniging Soest / Soesterberg is mede mogelijk gemaakt door:

Reto