Evert Akkerman de petroleumventer

Evert Akkerman de petroleumventer.

Bakkersfamilie Van den Oord voor hun winkel aan het Kerkpad. (1925)

Bakkersfamilie Van den Oord voor hun winkel aan het Kerkpad. (1925)

10 jarig bestaan van rijwielhandel en autoverhuur Klomp. (1935)

10 jarig bestaan van rijwielhandel en autoverhuur Klomp. (1935)

Firma A. Benning aan de F.C. Kuyperstraat.

Firma A. Benning aan de F.C. Kuyperstraat.

Wandel- en Rijwielkaart. (1938)

Wandel- en rijwielkaart. (1938)

Valkenet, smidse, winkel in haarden en kachels

Valkenet, smidse, winkel in haarden en kachels 1935

Patatautomaat Koninginnelaan

Patatautomaat Koninginnelaan jaren '60

Noodsupermarkt Overhees

Noodsupermarkt Overhees 1976

Bevrijdingsoptocht 1955

Bevrijdingsoptocht 1955; wagen Gymnastiekvereniging Olympia

Menu

Jacob van Gaasbeek; het Utrechtse schisma en Polder De Slaag

J.E.J. Hilhorst

Zoals bekend had de abt van de St. Paulusadbij te Utrecht aan Jacob van Gaasbeek de lage rechtsmacht in Soest en Hees verleend, hetgeen betekende dat deze gerechtigd was daar een schout aan te stellen en de aan het ambt verbonden inkomsten te innen. Jacob van Gaasbeek had daarnaast vele functies en bezittingen, zowel in het Utrechtse als in Holland. Hij speelde in beide gewesten een rol van betekenis en was zodoende in staat zijn eigen belangen in de gaten te houden bij de voortdurende machtstrijd tussen de bisschop, de stad Utrecht en de graaf van Holland. Dat hij daarbij wel eens veel geduld aan de dag moest leggen bewijst het volgende relaas met betrekking tot enige van zijn bezittingen in Soest.
Deze bezittingen lagen in de polder de Slaag, welke destijds tot het rechtsgebied van Soest behoorde. Jacob gebruikte een deel van dit bezit om financiële steun te verlenen aan de in 14 25 door de Paus tot bisschop van Utrecht benoemde Zweder van Kuilenburg.

Deze benoeming was tot stand gekomen na interventie van de Bourgondische graaf Filips de Goede bij de Paus. Filips wilde het graafschap Holland aan het Bourgondische rijk toevoegen ten koste van de Hollandse gravin Jacoba van Beieren. Daarbij steunde Filips op de in de steden wortelende Kabeljauwse partij terwijl Jacoba steunde op de meer aristocratische Hoekse partij. Toen in Utrecht in 1423 een nieuwe bisschop gekozen moest worden als opvolger van de overleden Frederik van Blankenheim kozen de kapittels Rudolf van Diepholt. De kapittelheren behoorden in meerderheid tot de Lichtenbergse partij, een met de Hoeksen verwante partij in het Utrechtse, die geneigd was Jacoba te steunen. Filips de Goede achtte derhalve de keuze van Rudolf van Diepholt niet in zijn belang en wist van de Paus gedaan te krijgen dat deze Zweder van Kuilenburg benoemde. Daardoor ontstond het Utrechtse schisma, waarbij sommigen Rudolf en anderen Zweder als de bisschop erkenden, hetgeen ook kerkelijk tot onenigheid leidde. Terwijl deze strijd in het Stichtse voortduurde wist Filips in 1428 bij het verzoeningsverdrag van Delft van Jacoba gedaan te krijgen dat zij hem erkende als ruwaard (bewindvoerder) en als erfgenaam. Waarschijnlijk is het niet toevallig dat in datzelfde jaar Jacob van Gaasbeek voor het eerst vermeld is als bezoldigd Raad van de graaf van Holland. In 1433 werd Filips van Bourgondië tenslotte ook graaf van Holland.

Jacob van Gaasbeek steunde eveneens Zweder van Kuilenborg.
Dit blijkt uit een overeenkomst* die hij is aangegaan met Zweder, "elect en confirmaet" en een aantal van diens familieleden, waaronder "heer Jan, heere tot Culenborch van der Leek, te Weerde ende tot Ackoy [1]. Deze overeenkomst is vastgelegd in een brief van 15 juli 1425 die door Zweder en de zijnen werd gezegeld. Daarin wordt Jacob genoemd: "Jacob, heere tot Gaesbeke, tot Apcoude, tot Putte ende tot Strijen, ruwairt der lande van Hollant, van Zeelant ende van Vrieslant". Dit werpt een aardig licht op zijn machtspositie en op de dubbelrol die hij speelde. Terwijl hij als ruwaard in dienst was van Jacoba van Beieren steunde hij toch de door Jacoba's vijand op de bisschopstoel gekomen Zweder.
In deze brief verklaren Zweder en de zijnen dat Jacob hen een aantal goederen in het gerecht Soest geleend heeft "om min en vrienscap wil" en zonder er enig geld voor de ontvangen. Deze goederen zijn: het goed Hamelenberg, de Haselmaat, de Cranenkamp, een stuk land geheten Doernoert, de Langencamp, de Hoorninckkamp, de Hoorninckkamp bij de heuvel gelegen in Liesveit, de Liesveltse steeg, het Grote Slach, en het Kleine Slach. Alhoewel de transactie iets ingewikkelder was dan hier wordt weergegeven was het duidelijk de bedoeling om Zweder financiële steun te geven. Zweder en de zijnen beloofden op hun woord van eer voor zichzelf en hun erfgenamen, hoofdelijk aansprakelijk te zijn voor de teruggave van het goed binnen een termijn van 4 jaar, dus voor 15 juli 1429. Kennelijk is dit niet tijdig gebeurd. Jacob zal de teruggave wellicht niet meteen gevorderd hebben omdat de politieke ontwikkelingen zich pas later in zijn voordeel wijzigden. In 1432 werd Rudolf van Diepholt erkend door de Paus en in 1433 stierf Zweder van Kuilenburg en niet lang na 1428 was Filips de Goede overgestapt van de Kabeljauwse naar de Hoekse partij. Jacob van Gaasbeek had'toen dus de handen vrij om zijn rechten op de goederen in de Slaag tegen de Kuilenburgs te doen gelden.
Uit het nu volgende blijkt dat dit niet erg vlot verliep. Op 6 april 1436 besloot Jacob in Den Haag aan graaf Filips de Goede en in tegenwoordigheid van ridders en gedeputeerden van de steden de brief van Zweder en de zijnen voor te doen lezen. Na voorlezing van de brief vroeg Jacob de graaf om een uitspraak in dit geschil. De hierbij aanwezige heer Jan, heer van Kuilenburg, bracht naar voren dat hij op deze affaire niet voorbereid was waarna "Jacob, heere tot Gaesbeke, ende dieselve heere van Culenborch tegen malcanderen vast alrehande scerpe woirde up seyden." Het resultaat van deze procesgang was dat de graaf op 8 april 1439, dus drie jaar later, uitspraak deed. Daarbij werd vastgesteld dat Jan van Kuilenburg de geleende goederen terug moest geven en dat hij tevens alle kosten en schade die door zijn nalatigheid waren ontstaan aan Jacob moest vergoeden. Bovendien werd vastgesteld dat Jan van Kuilenburg, omdat hij zijn erewoord niet gestand gedaan had, trouweloos, eerloos en meinedig geworden was, dat men hem overal als zodanig zou kennen en dat Jacob van Gaasbeek hem zou mogen "beschamen" op alle manieren en op alle plaatsen waar Jacob zulks beliefde. Bovendien verzocht de graaf alle vorsten, prinsen en heren aan wie deze uitspraak getoond zou worden om Jacob van Gaasbeek in deze zaak te willen "stijven en sterken".
In 1433 blijkt dat Jacob nog meer goederen in de Slaag bezat.
In dat jaar schenkt hij aan het door hem bij Utrecht gestichte Karthuizer klooster een aantal goederen in Soest, waaronder goederen in de Slaag.[2]

[1] Memorialen van het hof (den raad) van Holland, Zeeland en West-Friesland, van den secretaris Jan Rosa; uitgegeven door het rechtshistorisch instituut, Leiden, serie 1,4 (1982); p 396 e.v.
[2] G. Hilhorst; Archief van het Aartsbisdom Utrecht, dl 5, (1878); p 257 e.v.

Contact

Historische Vereniging Soest/Soesterberg
Steenhoffstraat 46
3764 BM Soest




De Historische Vereniging Soest/Soesterberg heeft een ANBI-status.

Word lid

Lid worden van de Historische Vereniging Soest-Soesterberg.

Lid worden

Sponsor

Historische Vereniging Soest / Soesterberg is mede mogelijk gemaakt door:

Reto