Evert Akkerman de petroleumventer

Evert Akkerman de petroleumventer.

Bakkersfamilie Van den Oord voor hun winkel aan het Kerkpad. (1925)

Bakkersfamilie Van den Oord voor hun winkel aan het Kerkpad. (1925)

10 jarig bestaan van rijwielhandel en autoverhuur Klomp. (1935)

10 jarig bestaan van rijwielhandel en autoverhuur Klomp. (1935)

Firma A. Benning aan de F.C. Kuyperstraat.

Firma A. Benning aan de F.C. Kuyperstraat.

Wandel- en Rijwielkaart. (1938)

Wandel- en rijwielkaart. (1938)

Valkenet, smidse, winkel in haarden en kachels

Valkenet, smidse, winkel in haarden en kachels 1935

Patatautomaat Koninginnelaan

Patatautomaat Koninginnelaan jaren '60

Noodsupermarkt Overhees

Noodsupermarkt Overhees 1976

Bevrijdingsoptocht 1955

Bevrijdingsoptocht 1955; wagen Gymnastiekvereniging Olympia

Menu

Onderzoek naar de bestuurlijke elite van Soest rond 1850 deel 2

Mieke Heurneman

Vervolg op Deel 1

"Zoo niet belemeerende dan toch volstrekt nutteloos"

Deel 2

Het eerste deel van dit artikel is verschenen in het vorige nummer van Van Zoys tot Soest. Daarin wordt een korte terugblik gegeven op de samenstelling van de Soester gemeenteraad tussen 1813 en 1850. Verder komen daarin het aftreden van burgemeester Gerrit van Steijn van Hensbroek en de aanstelling van Pieter Gallenkamp Pels als zijn opvolger aan de orde. Kort na zijn aanstelling raakten Gallenkamp Pels en zijn broer, die burgemeester van Wijk bij Duurstede was, in opspraak door een anoniem, maar door hen geschreven, pamflet waarin zij zich kritisch hadden uitgelaten over de kort daarvoor gehouden Statenverkiezingen.

Gemeenteraadsverkiezingen in 1851
Na de invoering van de Gemeentewet in 1851 werden overal gemeenteraadsverkiezingen gehouden, waarbij de stemgerechtigden direct hun vertegenwoordigers konden kiezen. In augustus werd op basis van de belastinggegevens de lijst van kiezers opgesteld. In Soest mochten alle mannen die meer dan 12 gulden belasting [1] betaalden, stemmen. Dat waren er 122. Voorheen had de census om te mogen stemmen gelegen op veertig gulden belasting, waarbij het patentrecht niet meetelde, zodat er nu meer mensen mochten stemmen. Beide assessoren werden als stemopnemers aangesteld. Op de dag van de verkiezingen, 9 september 1851, kwam de oude gemeenteraad nog bijeen. De burgemeester vroeg zich hardop af of de gemeenteraad zichzelf nu moest ontbinden. Maar de raad antwoordde ontkennend: zolang er nog geen nieuwe raadsleden waren aangesteld dienden zij op hun posten te blijven. Het dorp mocht niet zonder bestuur komen te zitten.
Er moesten zeven nieuwe leden voor de gemeenteraad worden gekozen. De volgende dag werden bij het openen van de stembus 97 stembriefjes aangetroffen. De opkomst was 79,5%. Die was wat hoger dan het gemiddelde in de provincie Utrecht van 71% [2]. Eén briefje was niet verzegeld en dus ongeldig, zodat er 96 geldige stembriefjes overbleven. De uitslag was als volgt:

H. Fluijt - 72
A. van den Hoed - 65
P. van denBremer - 59
T. Kok - 56
W. Smits - 56
T. Smorenburg - 49
J.P. Schouten (Korteind) - 46
T. Kuijer - 45
R. Hilhorst - 43
J.A. Staal - 37
Anth. van 't Klooster - 36
P. Gallenkamp Pels - 36
M.F. Alewijn - 29
Jan C. Kok - 7
G. Ubbink - 5
H. van Maaren - 5
J. Veenendaal - 4
L.A. Hoebink - 2
P. van den Burg - 2
W. Pen - 2
J.P. Schouten (Middelwijk) - 2
Corn.Thone Logtensteijn - 1
P. Stoutenburg - 1
Corn,Wouterze Logtensteijn - 1
Hannes Kok - 1
T. Muts - 1
F. Kuijper - 1
G.K. Falck - 1
P. van der Pol - 1
P. van Hofslot - 1

In de uitslag valt de cesuur tussen de nummers 13 (M.F. Alewijn) en 14 (Jan C. Kok) op. Hier lag een vrij scherpe grens tussen mensen die veel en mensen die weinig stemmen kregen. Tot degenen die veel stemmen vergaarden, behoorde ook burgemeester Gallenkamp Pels met 36 stemmen. Kandidaten uit de onderste regionen konden bij latere verkiezingen echter wel opklimmen. Zo werd Cornelis Wouterze Logtensteijn, die nu slechts één stem behaalde, in 1861 in de gemeenteraad gekozen.
In totaal werden er 667 stemmen uitgebracht. Dat betekent 6,95 stemmen per stemgerechtigde. Iedereen kon zeven namen invullen (zoveel personen als nodig waren om de gemeenteraad te vormen), maar niet iedereen deed dat klaarblijkelijk. Anders zouden er vijf stemmen méér zijn uitgebracht: 96 x 7 = 672. Om gekozen te worden was een absolute meerderheid van stemmen nodig, dus minimaal 49 stemmen. Dat betekent met bovenstaande uitslag dus dat de zes personen met de meeste stemmen meteen als raadslid werden gekozen. Voor het zevende lid moesten nieuwe verkiezingen worden uitgeschreven, die gingen tussen de twee volgende personen, die net geen absolute meerderheid hadden behaald: Jan Peterse Schouten van het Korte Eind (raadslid sinds 1838 en assessor sinds 1848) en Theunis Kuijer (raadslid sinds 1848). Op 23 september brachten opnieuw 86 mensen hun stem uit op één van deze twee. Eén stembriefje was ongeldig omdat daarop een andere naam was ingevuld dan de twee te kiezen personen. Deze kiezer hadófde procedure niet goed begrepenófeen proteststem uitgebracht op iemand anders. Welke naam hier ingevuld was, is niet bekend. De uitslag betekende een nipte overwinning voor Theunis Kuijer met 43 tegen 42 stemmen. Hiermee was de nieuwe gemeenteraad dus compleet.

Een nieuwe gemeenteraad
Op 4 oktober 1851 kwam de oude raad voor het laatst bijeen. De verkiezingen waren inmiddels achter de rug. Burgemeester Gallenkamp Pels bracht de verrichtingen van de raad in de afgelopen jaren in herinnering en besloot zijn rede met een dankbetuiging aan de raadsleden voor hun betoonde ijver en belangstelling in de behartiging van de gemeentelijke belangen en voor de welwillende medewerking en ondersteuning die hij van hen ondervonden had.[3] Op 6 oktober kwam de nieuwe gekozen gemeenteraad voor het eerst bijeen, bestaande uit de leden:

Naam

Leeftijd

in 1851

Jaar

Aantreden

Beroep Godsdienst
Hendrik Fluijt 39 1843 timmerman HV
Arie van den Hoed 55 1846 landbouwer RK
Peter van den Breemer 60 1843 landbouwer RK
Theunis Kok 49 1851 landbouwer RK
Willem Smits 42 1851 molenaar NH
Theunis Smorenburg 60 1851 bakker, winkelier RK
Theunis Kuijer 35 1848 landbouwer RK

Van de zeven raadsleden hadden er vier voorheen ook in de gemeenteraad gezeten: Hendrik Fluijt, Arie van den Hoed, Peter van den Breemer en Theunis Kuijer. Nieuwe gezichten in de raad waren Theunis Kok, Willem Smits en Theunis Smorenburg. De drie personen uit de oude raad die niet terugkeerden waren: Jan Peterse Schouten (RK), Jan Anthonie Staal (hervormd) en Anthonie van Klooster (RK). Maar ze zaten er alle drie wel vlakbij: Jan Peterse Schouten kreeg in de eerste ronde 46 stemmen en verloor in de tweede ronde nipt van Theunis Kuijer. Jan Anthonie Staal en Anthonie van Klooster zaten daar vlak achter met respectievelijk 37 en 36 stemmen. Bijna de helft van de gemeenteraad werd dus vervangen. In veel andere plaatsen zorgden deze eerste gemeenteraadsverkiezingen nauwelijks voor veranderingen. Uitzonderingen waren de katholieke gebieden.[4] Hiertoe behoorde ook Soest, hoewel hier van een echt radicale verandering geen sprake was zoals wel het geval was in bijvoorbeeld Usselstein, Cothen en Eemnes. In Soest hadden katholieken altijd al een belangrijk aandeel gehad in het lokale bestuur. Daaraan veranderde nu niet veel.

Geloofsbrieven
Van elk kandidaat-raadslid moesten op 6 oktober de geloofsbrieven worden onderzocht. Iedereen had daartoe de volgende documenten ingeleverd: een afschrift op naam van het proces-verbaal met de verkiezingsuitslag, een uittreksel uit het doopregister van de rooms-katholieke of de hervormde kerk, een door de burgemeester opgesteld certificaat waarin stond dat de betreffende persoon het afgelopen jaar in Soest had gewoond, een door de kandidaat ondertekende verklaring dat hij geen betrekkingen had die onverenigbaar waren met het lidmaatschap van de gemeenteraad, zoals bestuursfuncties op hoger niveau, als gemeenteambtenaar (behalve burgemeester of secretaris), geestelijke of bedienaar der godsdienst, onderwijzer of krijgsman.[5] Tijdens de bespreking van de geloofsbrieven verliet de betrokkene steeds de ruimte. Alle geloofsbrieven werden "in behoorlijke orde" bevonden, hoewel bij Theunis Kok en Theunis Kuijer de voornamen op de geboorteakte (Anthonius) niet overeenkwamen met die in het proces-verbaal van de stemopneming. Op 20 oktober legden de nieuwe gemeenteraadsleden de eed af. De burgemeester hield daarbij als voorzitter een toespraak, waarin hij hun rechten en plichten noemde en de betreffende artikelen van de Gemeentewet voorlas. De raadsleden werden benoemd voor zes jaar. Elke twee jaar trad een derde van de raadsleden af (dus twee of drie personen). Zij waren direct herkiesbaar, waarbij wel opnieuw geloofsbrieven moesten worden ingeleverd en onderzocht. Theunis Kok en Theunis Smorenburg werden als wethouders gekozen. Door loting werd vastgesteld dat Kok als eerste zal moeten aftreden. Daarom zou Smorenburg mede de stuklcen ondertekenen. Burgemeester Gallenkamp Pels werd met meerderheid van stemmen gekozen tot ambtenaar burgerlijke stand, wel met de aantekening dat als hij een ander geschikt persoon zou vinden om de maandelijkse, driemaandelijkse en jaarlijkse tabellen en staten te maken, hij die in dienst zou nemen en betalen uit het fonds van huishoudelijk bestuur, en niet meer uit eigen zak. Arie van den Hoed werd waarnemend ambtenaar van de burgerlijke stand, voor het geval dat de burgemeester afwezig of ziek zou zijn.

Moeizame samenwerking
Op 4 november 1851 stelde de gemeenteraad de jaarwedden van de verschillende gemeentelijke beambten vast:
Burgemeester 300 gulden
Secretaris 180 gulden
Wethouders 30 gulden
Ontvanger 110 gulden
Presentiegeld raadsleden 10 gulden

De burgemeester had zich als belanghebbende tijdens deze bespreking uit de vergadering teruggetrokken. Hij was het naderhand niet eens met de vastgestelde bedragen en vond de beloning voor de burgemeester, de secretaris en de ontvanger veel te laag. Hierover stuurde hij, achter de rug van de raad om, op 7 november een brief aan Gedeputeerde Staten. Hieruit blijkt duidelijk hoe hij over zijn raadsleden dacht:
"Van de 7 onlangs in functie getreden leden van de gemeenteraad behoren er 6 tot den landbouwende en 1 tot den handwerkstand: geen hunner is dus door zijne maatschappelijke positie eenigermate in de mogelijkheid zich ook maar een denkbeeld te vormen van den aard en omvang en het gewigt deradministrative werkzaamheden aan de plaatselijke besturen opgedragen, veelmin het hoofd of den burgemeester daarin ook maar in het geringste bij te staan zonder eenige voorafgegane opleiding ter naauwemood hun naam kunnende schrijven lezen en schrijven kan men ook niet verwachten dat ondervinding en oefening metertijd daarin bij dezelve verbetering zal te weeg brengen. Ze zijn den burgemeester, indien tot zijner functien zoo niet belemmerende dan toch volstrekt nutteloos en meenen genoeg gedaan te hebben wanneer zij, bij elke gelegenheid en dikwijls ten onregte op nuttige en noodzakelijke uitgaven, op bezuiniging aandringen. Natuurlijk laat het zich begrijpen dat zij, van dat standpunt niet in staat zijn en blijven om den omvang van het plaatselijk beheer te apprecieeren en het is mij uit hunne deliberatien te dezen wat betreft den ontvanger, want die over den burgemeester en secretaris heb ik niet bijgewoond, gebleken dat zij tot maatstaf van hunne beoordeling uitgingen van het dagloon, 60 A. 70 cents per dag hetwelk hunne daghuurders gewoonlijk verdienen."'[6]

Hij benadrukte nog eens dat het hem niet om zijn eigen financieel gewin te doen was, want ook zonder beloning zou hij zijn functie blijven uitoefenen. Het salaris van de secretaris vond hij eveneens te laag om een ambtenaar een goed toekomstperspectief te kunnen bieden. Op dat moment was er bovendien in Soest ook niemand te vinden die hiervoor geschikt was. Tegen wil en dank bekleedde Gallenkamp Pels daarom ook de functie van secretaris, hoewel dat gecombineerd met zijn burgemeesterschap eigenlijk te veel bureauwerk opleverde.

Ook de beloning voor de gemeenteontvanger vond hij te laag. Deze functie was in het verleden door een voor deze post incapabele bakker uitgeoefend. Bij zijn aantreden had Gallenkamp Pels een rommeltje aangetroffen. Gelukkig was er nu een bekwame gemeenteontvanger, maar als het aan de raad had gelegen, had ze voor minder geld weer een ongeschikt persoon benoemd. Tevergeefs had de burgemeester geprobeerd om het loon van de gemeenteontvanger tenminste terug te brengen op de 130 gulden die de bakker hiermee had verdiend, maar dat had de raad tegengehouden. Gallenkamp Pels eindigde zijn brief met de opmerking dat hij blij was dat de Gemeentewet de definitieve regeling van de jaarwedden niet overliet aan "het bekrompen oordeel en schatting van sommige vooral plattelandsgemeenteraden" en hij vertrouwde erop dat Gedeputeerde Staten zijn bedenkingen in overweging zouden nemen.

Latere gemeenteraadsverkiezingen
In Soest bedroeg in 1852 het aantal kiezers voor de gemeenteraad 122 en voor Provinciale Staten en Tweede Kamer 84. In het eerste geval lag de census op 12 gulden en in het tweede op 24 gulden. Deze aantallen stemgerechtigden waren enigszins vergelijkbaar met die in Utrechtse plaatsen als Loosdrecht (152 en 84), Mijdrecht (114 en 78), Rhenen (109 en 63), Veenendaal (106 en 69) en Zeist (110 en 79). Veel meer kiezers hadden uiteraard de steden Utrecht (1918 en 1235) en Amersfoort (554 en 382). Er waren 27 gemeenten in de provincie Utrecht die minder dan 25 kiezers telden. Hier was het aantal stemgerechtigden te klein om raadsverkiezingen te kunnen houden. Voor hen bleven de oude bepalingen gelden. Het kleinste aantal had Rijnauwen met 4 kiezers voor beide censusniveaus.[7] In totaal telde de provincie Utrecht 7060 kiezers voor de gemeenteraden en 4441 kiezers voor Provinciale Staten en Tweede Kamer. In 1855 waren die aantallen gestegen naar respectievelijk 7411 en 4625. Ook in Soest waren de aantallen stemgerechtigden toegenomen: 140 kiezers voor de gemeenteraad en 94 voor Provinciale Staten en Tweede Kamer.
Aangezien elke twee jaar twee of drie gemeenteraadsleden moesten aftreden, vonden er minstens eens in de twee jaar gemeenteraadsverkiezingen plaats. Ook wanneer tussentijds een raadslid bedankte of overleed, werden er verkiezingen uitgeschreven. Zo kon het gebeuren dat er in één jaar verschillende malen gemeenteraadsverkiezingen plaatsvonden. In 1853 gebeurde dat zelfs drie keer. Eerst in april 1853, na het overlijden van Hendrik Fluijt. Er werden toen 74 stemmen uitgebracht. Jan Ravenhorst werd met een absolute meerderheid van 49 stemmen gekozen. Drie maanden later waren er opnieuw gemeenteraadsverkiezingen. Ditmaal omdat de zittingstermijnen van Theunis Kuijer en Willem Smits waren verstreken en zij volgens rooster aftraden. Nu werden 89 stembriefjes ingeleverd. Beide aftredende raadsleden werden herkozen met respectievelijk 58 en 57 stemmen. Weer drie weken later waren er opnieuw verkiezingen. Het lijkt erop dat Teunis Kuijer, die zojuist herkozen was, geen zitting heeft genomen in de gemeenteraad. Zijn geloofsbrieven werden ook niet meer besproken, in tegenstelling tot die van Willem Smits, die tegelijk met hem herkozen was. Het moet in Kuijers plaats zijn geweest dat bij de verkiezingen in augustus 1853 burgemeester Gallenkamp Pels tot raadslid werd gekozen. Hij kreeg 65 van de 113 stemmen. Hij had sindsdien in de raad niet slechts een adviserende rol (als burgemeester en voorzitter), maar ook een stem (als raadslid). Gezien de lage dunk die hij had van de rest van de raad, moet hij blij zijn geweest met deze verkiezing, omdat hijzelf nu ook meer invloed kon uitoefenen op de besluiten die in de raad werden genomen. Gallenkamp Pels had nu dus drie petten op: die van burgemeester, secretaris en raadslid. Opvallend aan de drie gemeenteraadsverkiezingen die in 1853 werden gehouden is dat het aantal stemmers per verkiezing toenam: van 74 naar 89 naar 113. Blijkbaar werden de Soesters niet verkiezingsmoe, in tegendeel.

Oude en nieuwe namen in het Soester bestuur
Wanneer we de namen van lokale bestuurders in Soest uit de periode vóór 1851 vergelijken met die erna, valt een verschil op. Aanvankelijk waren het vooral namen van de vanouds bekende Soester bestuurdersfamilies als Stalenhoef, Fluijt, Tesselhoff, Smits, Ramselaar, Kok, Logtesteijn, Ebbenhorst, Wantenaar, Schouten, Van 't Klooster, etc.die de kroon spanden. Daarnaast kwamen er op den duur ook enkele nieuwkomers in het dorpsbestuur, zoals de heer DirkSitter,Willem en Johannes van Maaren, Arie van den Hoed en Theunis Peterse Kuijer. Voor de periode na 1851 valt op dat er verhoudingsgewijs veel nieuwe familienamen hun intrede doen in de gemeenteraad. Naast burgemeester Gallenkamp Pels zelf waren dat telgen van de families Ravenhorst, Van den Dijssel, Voskuilen, Muts, Veenendaal en Klooters. In sommige gevallen hadden zij al wel familiebanden met raadsleden. Zo hadden de schoonvaders van Barend van den Dijssel en van Petrus Voskuilen in de raad gezeten. Met het aantreden van Rijk Hilhorst in 1857 keerde een uit het verleden bekend bestuurdersgeslacht na lange tijd van afwezigheid weer terug in het dorpsbestuur.
Net als de raadsleden moest ook de burgemeester om de zes jaar worden herbenoemd. In 1868 werd P. Gallenkamp Pels voor het laatst herbenoemd als burgemeester. In januari 1869 vroeg hij echter eervol ontslag aan als burgemeester. Een maand later behandelde de raad een verzoek van zijn echtgenote om eervol ontslag van haar man als secretaris. Er was een verklaring bij van dokter F.C. Kuiper waarin stond dat Gallenkamp Pels niet langer in staat was om deze functie uit te oefenen. Nog geen maand later overleed Pieter Gallenkamp Pels.

Conclusie
Soest kende in de periode voor 1850 een grote continuïteit wat betreft de samenstelling van de gemeenteraad. Na afloop van hun zittingstermijn werden raadsleden, op enkele uitzonderingen na, meestal herbenoemd. Totdat ze uiteindelijk zelf bedankten -vaak vanwege gezondheidsredenen of hoge leeftijd- of overleden. Met de komst van burgemeester Gallenkamp Pels brak voor de Soester gemeenteraad een nieuw tijdperk aan. Eindelijk kreeg het vanouds katholieke Soest nu een katholieke burgemeester. Op veel terreinen trachtte hij meer orde te bewerkstelligen en het bestuur de professionaliseren. Gezien de in zijn ogen beperkte bestuurlijke capaciteiten van zijn raadsleden viel dat niet altijd mee. Na de eerste gemeenteraadsverkiezingen die na het invoeren van de Gemeentewet in 1851 waren gehouden was bijna de helft van de Soester gemeenteraad vervangen. Dat betekende echter geen radicale verandering in de verhoudingen binnen de Soester gemeenteraad, want ook de drie nieuwe raadsleden waren afstammelingen van oude Soester bestuurdersfamilies. Netals voorheen bleven katholieke boerenfamilies overheersen in de gemeenteraad. In Soest waren de veranderingen dus in feite kleiner dan ze op het eerste gezicht leken. Op de langere termijn traden na 1851 wel meer nieuwkomers toe tot het lokale bestuur.

NOTEN
1 Hierbij ging het om het totaal aan grondbelasting, personele belasting en patentbelasting.
2 J.H. von Santen, 'Aristocratie en liberalisme', in: C. Dekker e.a. (red.), Geschiedenis van de provincie Utrecht. Vanaf 1780 (Utrecht 1997) 111-142, aldaar 136.
3 GAS, Archief gemeentebestuur Soest 1812-1928, inv.nr. 22,4-10-1851.
4 J.H. von Santen, 'Aristocratie en liberalisme', in: C. Dekker e.a. (red.), Geschiedenis van de provincie Utrecht. Vanaf 1780 (Utrecht 1997) 111-142, aldaar 136.
5 Deze met het raadslidmaatschap onverenigbare betrekkingen worden genoemd in artikel 23 van de Gemeentewet.
6 GAS, Archief gemeentebestuur Soest 1812-1928, inv.nr. 231 (1851), nr. 418, 7-11-1851.
7 De genoemde aantallen zijn te vinden in: Verslag van Gedeputeerde Staten aan de Provinciale Staten van Utrecht over de toestand der provincie, uitgebragt in de zomervergadering van 1852, schema tussen p. 30 en 31.

 

Contact

Historische Vereniging Soest/Soesterberg
Steenhoffstraat 46
3764 BM Soest




De Historische Vereniging Soest/Soesterberg heeft een ANBI-status.

Word lid

Lid worden van de Historische Vereniging Soest-Soesterberg.

Lid worden

Sponsor

Historische Vereniging Soest / Soesterberg is mede mogelijk gemaakt door:

Reto