Evert Akkerman de petroleumventer

Evert Akkerman de petroleumventer.

Bakkersfamilie Van den Oord voor hun winkel aan het Kerkpad. (1925)

Bakkersfamilie Van den Oord voor hun winkel aan het Kerkpad. (1925)

10 jarig bestaan van rijwielhandel en autoverhuur Klomp. (1935)

10 jarig bestaan van rijwielhandel en autoverhuur Klomp. (1935)

Firma A. Benning aan de F.C. Kuyperstraat.

Firma A. Benning aan de F.C. Kuyperstraat.

Wandel- en Rijwielkaart. (1938)

Wandel- en rijwielkaart. (1938)

Valkenet, smidse, winkel in haarden en kachels

Valkenet, smidse, winkel in haarden en kachels 1935

Patatautomaat Koninginnelaan

Patatautomaat Koninginnelaan jaren '60

Noodsupermarkt Overhees

Noodsupermarkt Overhees 1976

Bevrijdingsoptocht 1955

Bevrijdingsoptocht 1955; wagen Gymnastiekvereniging Olympia

Menu

Graven in de Oude Kerk deel 3

Ton Hartman mmv werkgroep Genealogie en Gerard Derks

Graven in de Oude Kerk deel 1
Graven in de Oude Kerk deel 2

 

Inleiding
In de vorige afleveringen van deze artikelenreeks hebben we al over verschillende aspecten van het begraven in de kerk, en speciaal in de Oude Kerk van Soest, geschreven. Inmiddels zijn de archieven van de Nederlands Hervormde Gemeente van Soest weer terug in het dorp en aan de zorgen van onze archiefassistent dhr. Joop Piekema toevertrouwd'. In de eerste aflevering hebben we al gemeld dat in de inventaris van deze archieven een beschrijving voorkwam waarin geschreven werd over het ophogen van de kerkvloer. Omdat bij het ophogen de grafstenen toch van hun plaats gehaald zullen zijn was ons vermoeden dat er toen misschien wel een registratie gemaakt zou zijn. Integendeel, uit de stukken blijkt dat er toen al geen registratie meer aanwezig was.

Een ootmoediglijk rekest
Er werd een rekest opgesteld aan de "Edele Mogende Heeren Gedeputeerden van de Staaten 's Lands van Utrecht". Om u kennis te laten maken met het schriftelijk taalgebruik van die tijd geven we de volledige tekst weer: Geeven ootmoediglijk te kennen de kerkmeester van de Kerke tot Zoest, mitsgaders Cornelis van Altena en Toon Tijmense van den Hoeve als Gecommitteerdens uijt den Gerechte van Zoest, dat de supplianten genoodzaakt zijn de Graven in de gemelde Kerke te moeten verhogen, en als tot het vernieuwen der steenen en zerken die onbruijkbaar geworden zijn deswegens eenige kosten zoo tot en stellinge van dien zullen moeten expendeeren, dat de supplianten beducht zijn dat zij tot bekominge van dezelve niet zullen geraken, nadermaal het meerdere gedeelte der naamen of eijgenaars van de graaven in de gemelde Kerke of verstorven of door verloop van tij den genoegzaam onbekend zijn geraakt, waar door de supplianten buijten staat zijn om de kosten dien aangaande te doen, te zullen konnen repeteren, ten waare door Uw Edele Mogende aan de Supplianten wierde gepermitteerd, onder de Gerechte van Zoest bij Publicatie en affixie, mitsgaders bij de Public que Couranten te mogen doen bekend maken aldus;
Misschien vindt u hedendaagse ambtelijke teksten wel eens moeilijk te begrijpen doch in vroeger tijden was dat ook al vakjargon. Later zullen we de te publiceren tekst behandelen. Het verzoekschrift wordt met een tweede zin afgesloten waarin nogmaals nederig om toestemming gevraagd werd. De brief is opgesteld en ondertekend door notaris H. van Dam te Utrecht.
Wat nog wel het meest opvalt is de onderdanige toon en dat er bij de provinciale overheid toestemming gevraagd wordt voor zoiets pietluttigs als een affiche ophangen en een advertentie zetten. Het verzoekschrift is niet gedateerd maar bij de provincie van ambtelijk advies voorzien op 10 juli 1780. Het zou te verwachten zijn dat er tegelijkertijd een verzoek om een bijdrage in de kosten gedaan zou worden. In dit dossiernummer is daar niets over te vinden2, de kans dat er uitland'sof provinciale kas een subsidie gegeven zou worden is uiterst klein, Nederland was in de vierde zeeoorlog met Engeland verwikkeld en in Utrecht begonnen de patriotten zich steeds meer te roeren. Of er in Soest genoeg middelen voorhanden waren is ook twijfelachtig, bij de volkstelling van 1786 werden vele gezinnen als arm bestempeld.
Onze oudere lezers die opgegroeid zijn in een sterk verzuilde samenleving zullen misschien opkijken bij de weten schap dat Toon Tijmense van de Hoeve als rooms-katholiek meehielp de hervormde kerk te repareren. Doordat de protestantse bevolkingsgroep in Soest vrij klein was bestond het bestuur van het gerecht (vergelijk nu met gemeentebestuur) ook uit katholieken. Officieel mochten alleen lidmaten van de staatskerk (de hervormde kerk) bestuursfuncties vervullen. Dit is een van de redenen dat katholieken nogal sympathiek tegen de ideeën van de patriotten aankeken.

De aankondiging
Nu dan de advertentie die in de "Utrechtsche Nederduitsche Courant" verschenen is en de bekendmaking die misschien wel — indachtig Luther — op de kerkdeur gespijkerd is;
De kerkmeester van de Kerke tot Zoest, mitsgaders Cornelis van Altena en Toon Tijmense van den Hoeve als Gecommitteerdens uijt den Gerechte van Zoest, notificeeren alle, en een ijgelijk bij deezen, die eenige Graaven in de Kerke van Zoest hebben, dezelve op den 14e November 1780 zullen moeten aangeven bij de tegenwoordige Kerkmeester aldaar, en dezelve Graaven op haar naamen te doen stellen, mitsgaders te betalen de kosten zo over het verhoogen van dien als tot het vernieuwen der steenen en zerken, die onbruijkbaar geworden zijn gevallen, op peene dat de geenen, die op de voornoemde tijd van zulks te doen in gebreeken blijvt, degraaven van alzulke gebrekigen zullen vervallen, en in Eijgendom komen aan de voornoemde kerke.
Of er mensen gereageerd hebben is in dit dossiernummer niet te vinden, naast de voorwaarden waaraan de aannemer moest voldoen komt er nog wel een kostenberekening in voor. Uit de bovenstaande bekendmaking is niet duidelijk wie de kerkmeester was, uit de rekening uit 1781 blijkt dat Evert Fluijt kerkmeester was. Nu was Evert Fluijt in het dagelijkse leven timmerman en diende hij als timmerman een rekening in bij de kerkmeester Evert Fluijt. Hij omschrijft het zo; ik selfs verdient en verschooten. Een nieuw element wat naar voren komt uit de rekeningen is het verschil tussen graven en kelders. Voor beiden is een apart staatje gemaakt maar er worden geen aantallen genoemd dus kunnen we er geen conclusies aan verbinden [3].
Misschien houdt het verschil tussen kelders en graven wel verband met de wijze van begraven, in vroeger tijden schijnen de wat gewonere mensen "zich niet te laten kisten", ze werden dus zonder kist begraven. Wat Soest betreft weten we dat in de 18e eeuw vrijwel iedereen in een kist begraven werd, voor de minvermogenden werd door de armmeester voor een kist gezorgd. Wat natuurlijk meer op stand was is het begraven in een kelder, en dan wel in je eigen huisje. Schertsenderwijs wordt wel eens gezegd "tussen zes planken liggen", dit was vroeger dus zeven planken, de kist had dan ook een deksel in dakvorm [4]. Wat na de dood met het stoffelijk overschot gebeurt hebben we al kunnen lezen op de grafsteen van Geurt Hilhorst namelijk; hij int graf verrot. Het is wel niet helemaal kies om over te schrijven maar na verloop van tijd zullen de stoffelijke overschotten toch tot ontbinding overgaan. U begrijpt ook dat in een kelderachtige ruimte waar zich in en buiten de kist veel lucht bevindt het geurprobleem groter is dan bij een met zand afgedekt stoffelijk overschot. Dit is volgens mij ook de verklaring voor "rijke stinkerds", ook de gewone man werd in de kerk begraven maar wel op een andere wijze.

Uit de rekeningen kunnen we nog wat wetenswaardigheden putten, zo werd het zand voor het ophogen van de graven uit de nabijheid gehaald, uit de Eng. De Eng bestaat onder de zwarte bovenlaag uit opgestuwd rivierzand wat daarvoor goed geschikt was en is. Het zand uit de Soester duinen is veel fijner'. De kalk en de stenen voor de grafkelders werden aangevoerd per schip en gelost bij Evert Dirksen op de Kleine Me1m. Het metselwerk werd gedaan door Aart Pelgrum en als smid was Gerrit Roest werkzaam. Tegelijkertijd werden er meteen maar wat onderhoudswerkzaamheden aan het gebouw verricht en viel de vermelding van een duifhok op. Onderlaatst is er op een flatgebouw langs de Eng ook een duiventil geplaatst, in 1781 was er een duifhok aan de rand van de Eng en wel op de toren van de Oude Kerk. Zou het plaatsen toen ook tumult gegeven hebben?

Terug naar de grafstenen
In de vorige aflevering van deze artikelenreeks hebben we al een zestal grafstenen van aanvullende informatie voorzien. Dankzij de terugkeer van de archieven van de Oude Kerk naar Soest konden we opnieuw in deze archieven snuffelen. Waren wij de vorige keer nog in het ongewisse over de overlijdensdatum van Constantinus Webber, we hebben nu een duidelijke aanwijzing wanneer hij ongeveer overleden zal zijn. Onder de staat begrotingen en rekeningen vinden we als een van de laatste posten; memories van ontvangsten van begrafenisgelden 1786— 1796. Het is verassend dat deze omslag bewaard gebleven is, de financiële boekhouding is op chronologische volgorde bewaard tot 1948 en als toetje vinden we nog twee omslagen uit de 18' eeuw. Het staatje van Lamberti (17 september) 1786-1787 is opgemaakt door Willem Smits als kerkmeester. Willem Smits noemt geen datums maar zijn omschrijvingen zijn wel duidelijk, de betalende (bv. de erfgenamen of de weduwe) en de naam van de overledene. De staatjes over 1787 tot en met 17 september 1796 zijn opgesteld door Evert Tesselhoff als koster. Deze noteerde wel datums maar de omschrijvingen zijn van wat cryptische aard.
In de staat over 1794 vinden we voor het gebruik van het Baarlaken en kerkegraven ontfangen dit onderstaand; den 15 Maart Constantinus Webber1- 4-". Van enkele andere overledenen waarbij wel een sterfdatum bekend was ligt de betaaldag één tot twee weken na de begrafenis. Gaan we ervan uit dat de nabestaanden een normaal betalingsgedrag hebben dan zou Constantinus begin maart 1794 overleden en begraven zijn. Gezien het bedrag is het vrij waarschijnlijk dat hij buiten de kerk begraven is, bij een andere overledene staat ook vermeld; voor het inzetten van een lijk in een kerkegraf Of Constantinus een hervormde of katholieke begrafenis gehad heeft kunnen we niet uit deze omschrijving halen (Constatinus was hervormd gedoopt maar zijn derde vrouw was roomskatholiek gedoopt), van andere personen weten we zeker dat ze rooms-katholiek waren en toch vanuit de Oude Kerk begraven werden [6].
Bij de discussies over de teruggave van de Oude Kerk aan de katholieken werd ook vermeld dat er in de Oude Kerk een ruimte was voor de voorbereidingen van een rooms-katholieke begrafenis [7].

Vrijwel zeker is deze steen voor Evert Fluijt bestemd die we in het algemene gedeelte van dit verhaal al zijn tegengekomen. Enige verwarring is ontstaan door een vermelding in de inwonerslijst van 1802. Daarin komen we naast Evert Fluijt ook een Wed. Evert Fluijt tegen. Waarschijnlijk berust deze vermelding op een fout. Evert is gedoopt op 29 september 1743 en overleden op 24 december 1822. Vermoedelijk is Evert dus niet begraven onder de steen met zijn naam. Evert was getrouwd met Hendrikje Blaauw uit Wildervank in de provincie Groningen gelegen. Waarschijnlijk had zij een betrekking in Amersfoort want de regeerders der stadt Amersfoort belooven bij deesen, dat indien Hendrikje Blaauw, huysvrouw van Evert Fluijt in de gerechte van Soestoftelders, onverhoopt buyten staat mogte komen te geraaken om de kost te winnen, haar Ede acte deselven Hendrikje Blaauw tot allen tijdens weder binnen deezen stad zullen admitteren en ontvangen. Actum deesen lie september 1769. Dit wordt een akte van indemniteit genoemd.
We hebben al gezien dat het beroep van Evert timmerman was en dat hij de functie van kerkmeester ook ervaren heeft. Zijn kleindochter Hendrikje Fluit is gehuwd met Cornelis Hendrikus van Brummelen (de eerste Van Brummelen in Soest). Het nageslacht van dit echtpaar kan de grafsteen van hun voorvader nog steeds met een bezoek vereren.

De inwonerslijsten van o.a. 1786 voor Soest zijn volgens een vaste route opgesteld. Bij de volkstelling is de gerechtsbode langs elk huis gegaan voor de gegevens, nu was Evert de buurman van de dominee. Bij de grafsteen van Isaak Inssen hadden we al gezien dat het predikantshuis in de schaduw van de kerk gelegen was. Mogen we nu de conclusie trekken dat het pand waar meer dan 150 jaar bakkerij van Brummelen gevestigd was ook al de woonstede van de familie Fluijt geweest is? "De Pol" zoals het gebouw heet dateert uit 1737 dus is dat goed mogelijk.
Een van zijn nakomelingen; de welbekende dhr. Gijs van Brummelen (die ons ook al rondgeleid had in de Oude Kerk) maakt in zijn boek "150 jaar Bakkerij van Brummelen" ook melding van deze grafsteen en vermeld ook de grafsteen van Willem Fluyt.

In dit blad is eerder al een korte genealogie van de familie Fluyt/Fluijt of Fluit verschenen [8]. Gerard Staalenhoef beschreef kort 4 generaties van deze Soester familie. Stamvader is Wouter Fluit, waarschijnlijk bezat of pachtte hij een boerderijtje aan het Kortend. Zoon Willem is een oom van voornoemde Evert Fluyt. Willem zal geboren zijn rond 1720 en is in 1755 getrouwd met Aaltje Ottoosdr. Borre uit Hoevelaken. Uit dit huwelijk zouden elf kinderen geboren zijn maar ook hier eiste de kindersterfte zijn tol. Bij de volkstelling van 1786 bestaat het gezin van Willem Fluyt uit zes personen, het is mogelijk dat de oudste kinderen al het huis uit zijn.
Uit de 'nieuwe' legger van de landen leggende in de Soester Polder van Middelwijk, Anno 11 maart 1757, dus 250 jaar geleden komen we Willem Fluit tegen als gebruiker van de hofstee en weiland van de heer Jacobus Doekes. Bij de grafsteen van Isaak Inssen hadden we in de voetnoot kunnen lezen dat Jacobus Doeckes de schoonzoon van Isaak Inssen was. Zij bezaten de "Heereplaats Hoffsloth" waartoe ook een boerderij op het erf staande behoorde. Ook mocht Willem land pachten van de naastgelegen boerderij Graswijck die ook aan Doeckes toebehoorde. Over het aantal stuks vee dat Willem in de Birkt hield kunnen we iets zeggen naar aanleiding van de runderpest epidemie van 1769-1772. Willem verloor 8 stuks vee, veel boeren verloren hun gehele veestapel. Er waren boeren die meer dan 20 gestorven koeien hadden. Op basis van deze beredenering zou Willem niet tot de grote veeboeren behoren. Maar als we op de 'nieuwe' legger van 1757 verder studeren valt op dat Willem pachter was van 5 morgen weiland en dat van de andere 25 morgen het gebruik niet vermeld werd. Bij de legger werd wel onderscheid gemaakt tussen hoger gelegen gronden die meestal voor akkerland gebruikt werden en de lager gelegen weilanden. In het gemengde bedrijf van Willem lag het accent duidelijk op de akkerbouw.
Binnen de landbouw circuleert al eeuwenlang de zienswijze; eigenaargebruiker leeft arm en sterft rijk, pachtboeren leven rijk en sterven arm. Willem Fluyt had bij leven een steen gekocht zodat hij na zijn dood als pachter toch tussen de 'rijke stinkerds' kon liggen.
Wanneer en waarom de familie Fluyt de boerderij bij de buitenplaats Hofslot verlaten heeft zal wel altijd verborgen blijven, misschien heeft Willem het antwoord meegenomen in zijn graf, hij is begraven in 1802 in de woonplaats van zijn zoon Wouter; Woudenberg.

De plaats waar de steen nu ligt behoort toch tot een van de mooiste plaatsen van het kerkgedeelte, je zou kunnen zeggen dat de steen op demid-voor positie ligt.
Vermoedelijk behoorde deze zerk toe aan Wulfert Roelen Veenhuysen, dit zou dan de oudste zoon zijn van Roel Peters Venhuizen en Antie Wulfers van Betlehem. Van dit echtpaar, die in 1730 getrouwd zijn, werd het eerste kind gedoopt in 1734. Omdat er in die jaren nogal wat hiaten in het Rooms-katholieke doopboek zitten is het goed mogelijk dat er misschien wel twee kinderen in die periode geboren zijn.
Van het bestaan van Wulfert zijn we op de hoogte doordat hij getuige was bij het huwelijk van twee jongere zussen. Doordat vader en moeder Ve(e)nhuizen overleden waren mocht hij de honneurs waarnemen. Dankzij intensief speurwerk van Gérard Derks kwam een vermelding in een lijst betreffende belastingen uit 1793 boven water, Wulfert was boerenknecht bij Gijsbert Gerrits Schouten en woonde daar intern. De gebruikelijke slaapplek voor een inwonende medewerker was de 'kit', de vaak bedompte knechtenkamer op dehiltonder de rieten kap waaronder de koeien stonden. Nadat hij zijn laatste adem uitgeblazen had was zijn rustplaats in de Oude Kerk wat rianter, er heerst daar volgens een folder meestal een adembenemende stilte.

Deze steen valt natuurlijk op door de verschillende namen die uitgebeiteld zijn. Waren deze heren weinig draagkrachtig dat ze gezamenlijk onder de zerk wilden liggen? Aangezien we geen echte verwantschap tussen deze personen kunnen vinden gaan we van een andere theorie uit. Op de foto is duidelijk te zien dat geprobeerd is een horizontale streep door de namen te hakken. Werd na twintig of dertig jaar de bovenste naam doorgestreept en de grafsteen als 2ehands opnieuw verkocht? Zou de derde eigenaar niet het gevoel hebben dat zijn graf al vol was? Waarom hebben ze de steen niet omgedraaid of staan daar weer andere namen?
De plaats waar de steen nu ligt zullen de begravenen niet als eerste keus opgegeven hebben, de zerk ligt in het achterste gedeelte van de kerk in een looproute. Nu moeten de heren het accepteren dat het gewone kerkvolk over hen heen loopt. Namens de toekomstige historici is de vraag of u niet te veel wil sloffen op de stenen, vanwege het slijten zou de leesbaarheid kunnen verminderen.

Ysack Aertsz
We beginnen met Ysack Aertsz, dankzij het jaartal weten we dat we niet met zijn gelijknamige grootvader te doen hebben. Deze grootvader is ons bekend als de nieuwe ouderman bij het St. Aegtengilde (nu bekender onder de naam Groot Gaesbeker Gilde) die samen met enkele andere gildebroeders een nieuwe ordonnantie met de wereldse overheid moest sluiten. Dit was in het jaar 1560. Tegenwoordig worden de representatieve taken ook door de schutterskoning uitgevoerd en laat de huidige koning; dhr. Piet Stalenhoef een rechtstreekse afstammeling in mannelijke lijn zijn van beide Ysack Aertszonen. De kleinzoon van de Ysack Aertsz van de grafsteen; Isaac Jacobsz werd landbouwer op de boerderij "Gustalenhoef" in de Birkt. Van lieverlee zijn de nakomelingen zich Stalenhoef gaan noemen.
De vermelding 'in de Posthoorn' kunt u beschouwen als het adres waar Ysack bij leven woonde. Waarom deze vermelding? Was er nog een Ysack Aertsz in Soest of kunnen we het zien als een eerste vorm van sluikreclame?
"De Posthoorn" is inderdaad de naam van een brouwerij maar deze brouwerij stond indertijd in Amersfoort. Het blijft een hardnekkig misverstand onder Soester historici die denken dat er in dat pand bier gebrouwen werd. Er zijn twee belangrijke redenen waarom daar geen bier gebrouwen kon worden. In het productieproces werd en wordt vrij veel water gebruikt, het is daarom aantrekkelijk om een brouwerij dicht bij een beekje of riviertje te plaatsen. Als u de oudste afbeelding van de Posthoorn en de Oude Kerk bekijkt ziet u een waterput op de voorgrond en dat zal de watervoorziening wel zijn. De tweede reden dat er geen bier gebrouwen werd is het privilege dat de Amersfoortse brouwerijen hadden in de regio. Binnen 'twee mijlen of daaromtrent' buiten de stadsmuur was het verboden om bier te brouwen, zelfs Pijnenburg lag nog binnen deze zone volgens de magistraat. Wel voerden de Amersfoortse brouwers een felle onderlinge concurrentie. Een van de methodes was om herbergen te kopen of te huren en de uitbater te verplichten om hun bier te tappen [9].
Ysack Aertsz, geboren rond 1585 en overleden in/na 1667 was naast herbergier ook landbouwer, zijn nakomelingen zochten hun verdiensten meer in de landbouw maar bij sommige leden van de familie Stalenhoef kwam toch weer horecabloed boven, denkt u maar aan café Zonneheuvel of aan de legendarische "De Gouden Ploeg".
Als alle nakomelingen van Ysack het graf eens komen bezoeken zal er zeker niet meer geklaagd worden over teruglopend kerkbezoek in de Oude Kerk.

Peel Petersz
Peel is vernoemd naar zijn moeders vader. Peel is een herleiding van Pelegrinus wat in het Latijns vreemdeling, reiziger of zelfs zwerver betekent. De H. Pelegrinus zal wel de beschermheilige geweest zijn van de pelgrims en bedevaartgangers, omdat er bij opruimacties wel eens heiligen gesneuveld zijn (denk aan Christoffel en Nicolaas) is het lot van deze heilige onzeker.
Peel Petersz is voor ons wel een beetje een vreemdeling, in de archieven is tot nu toe bitter weinig gevonden. Peel is afkomstig uit de familie die later de naam Van 't Klooster zal dragen, zijn wiegje stond in de boerderij "Het Lange Huus". Van latere rondzwervingen is ons niets bekend.

Hendrick Gijsbertsz Boon
Met zo een duidelijke naam verwacht je meer te vinden in de archieven dan tot nu toe gevonden is, hij zal geboren zijn rond 1650 en overleden in/na 1715. Hij huurde twee morgen weiland van een familie uit Utrecht dus zalHendrick wel wat in de landbouw gedaan hebben. Veel meer dan keuterboertje zal het niet geweest zijn, anders was hij vaker in een archief tevoorschijn gekomen. Zijn huwelijk geeft ons gelukkig nog wat gespreksstof want hij trouwde een weduwe die toch wel tot de 'fine fleur' van de dorpsgemeenschap had behoord. De weduwe Annetje Gijsbertsz Voort was eerder getrouwd geweest met Barend Coster(us). Deze Barend was secretaris van Baarn en koster en schoolmeester van Soest.
Later was hij ook nog notaris in Soest. Op de foto is langs de beschreven grafsteen nog een reep steen te zien waar een gedeelte van een ster op staat, het getuigt wel van vakwerk om zo een scherpe zaagsnede te maken zonder de huidige hulpmiddelen zoals diamantzagen. Grote vraag zal altijd wel blijven bij wie de ster vandaan gehaald is?

Wordt vervolgd.

NOTEN
[1] Hans Kruiswijk, "Soester archief uitgebreid", gepubliceerd in Soest Nu van 6 december 2006, pag. 5
[2] Streekarchief Eemland, locatie Soest, Archieven Hervormde Gemeente Soest dossierrir. 140
[3] Streekarchief Eemland, locatie Soest, Archieven Hervormde Gemeente Soest dossiernr. 140
[4] Henk L. Kok, Begraven & Begraafplaatsen, blz. 20 t.m. 31, Utrecht 1994
[5] Pieter Augustinus, lezing over de Eng, november 2006
[6] Streekarchief Eemland, locatie Soest, Inventaris van de Archieven der Hervormde Gemeente te Soest, dossiernr. 276, met dank aan dhr. J.J. Piekema  
[7] Streekarchief Eemland, locatie Soest, Archief Hervormde Gemeente Soest, inv.nr. I
[8] Van Zoys tot Soest, 10e jrg. Nr.1, blz. 15 en 16, zomer 1989
[9] Halbertsma, Herre, Zeven eeuwen Amersfoort, 1959, blz. 47 en 48

GERAADPLEEGDE BRONNEN;
- DIVERSE NUMMERS VAN ZOYS TOT SOEST.
- CORRESPONDENTIE MET GERARD DERKS
- BEVOLKINGSLIJSTEN VAN SOEST 1786, 1798, 1802 EN 1813 MET DANK AAN WROUTERSEN J.J. PIEKEMA
- GENEALOGISCHE INFORMATIE VAN DE VOORMALIGE WERKGROEP EEMLAND, DE HUIDIGE WERKGROEP SOEST EN GENLIAS

Contact

Historische Vereniging Soest/Soesterberg
Steenhoffstraat 46
3764 BM Soest




De Historische Vereniging Soest/Soesterberg heeft een ANBI-status.

Word lid

Lid worden van de Historische Vereniging Soest-Soesterberg.

Lid worden

Sponsor

Historische Vereniging Soest / Soesterberg is mede mogelijk gemaakt door:

Reto