Evert Akkerman de petroleumventer

Evert Akkerman de petroleumventer.

Bakkersfamilie Van den Oord voor hun winkel aan het Kerkpad. (1925)

Bakkersfamilie Van den Oord voor hun winkel aan het Kerkpad. (1925)

10 jarig bestaan van rijwielhandel en autoverhuur Klomp. (1935)

10 jarig bestaan van rijwielhandel en autoverhuur Klomp. (1935)

Firma A. Benning aan de F.C. Kuyperstraat.

Firma A. Benning aan de F.C. Kuyperstraat.

Wandel- en Rijwielkaart. (1938)

Wandel- en rijwielkaart. (1938)

Valkenet, smidse, winkel in haarden en kachels

Valkenet, smidse, winkel in haarden en kachels 1935

Patatautomaat Koninginnelaan

Patatautomaat Koninginnelaan jaren '60

Noodsupermarkt Overhees

Noodsupermarkt Overhees 1976

Bevrijdingsoptocht 1955

Bevrijdingsoptocht 1955; wagen Gymnastiekvereniging Olympia

Menu

Bleyendaal

door wijlen ds J.J. Bos

Na het Kasteel Hamelenberg, dat, volgens van Heussen, in 1370 gebouwd is, was Bleijendaal zeker wel het oudste adellijke Huis in Soest; want wat Mr. S. Muller, Fzn., in zijne Verhandeling: "Een bezoek aan de immuniteiten der Utrechtsche Kapittelen", mededeelt, dat een Kanunnik van Oudmunster, naast zijn prachtig huis in de benauwde immuniteit, reeds in 1377 eene villa bezat te Soest, die hij "Tuinenburg" gedoopt had, en waar hij dikwijls verblijf hield", kan ik nergens t huis brengen, v. Heussen en v. Rijn: Het Utr. Bisdom II blz. 129. Gids 1890 II blz. 255. In al de 45 jaren dat ik te Soest woonde, en waarin ik die uitgestrekte gemeente in alle richtingen doorkruist heb, is mij nooit iets van Tuinenburg ter oore, of onder de oogen, gekomen.

Bleijendaal, zooals het zich in 1847 vertoonde, was gelegen aan den weg, die in Soest "De Brink" genoemd wordt. Deze behoort mede tot de zeer oude wegen in die Gemeente, en is eigenlijk de voortzetting van den "Zwarte Weg", die van Amersfoort loopt in de richting van Soestdijk. Een weg van de Kerkebuurt naar de Kleine Melm, snijdt dââr den Brinkweg rechthoekig, en aan de westzijde van dien Melmweg, met het front naar den Brink, stond het Huis Bleijendaal, met bloemtuin en bosch er achter en er naast, doorloopende tot aan het dorps-voetpad; de moestuin was over den Brink, strekkende naar de zijde van de Eem. Aan de westzijde werd de Plaats begrensd door eene boerderij, die nog in het midden van de 19de eeuw tot Bleijendaal behoorde, doch toen verkocht werd; ik vermoed evenwel dat die bezitting weleer nog veel uitgebreider was, en dat ook de gronden van de tegenwoordige boerderij "Het Klooster", er bij gedacht moeten worden.

Het Huis, zooals ik het gekend heb, was een groot vierkant steenen gebouw van twee verdiepingen, natuurlijk, (hoe zou het in dien tijd ook anders?), gepleisterd! In het midden, waar de hoofdingang was, sprong een gedeelte 1 à 2 M. vooruit, doch dit was beneden aan de voorzijde open; in de bovenverdieping van dien uitbouw waren, als ik mij niet bedrieg, twee ramen, en dit alles rustte op twee zijmuurtjes en twee gemetselde vierkante pilaren; in eiken vleugel van het gebouw waren ook twee ramen boven en beneden. Over het geheel zag het Huis er naar die zijde, de noordzijde, er nog al somber uit. De binnenvertrekken echter, uitziende naar het zuiden en het oosten, waren ruim, licht, en vroolijk. Wat er in dit gebouw nog van het oude Huis over was, durf ik niet beslissen, zeker was er zeer veel veranderd. Vroege afbeeldingen er van ken ik niet. Ik bezit er eene teekening van in 0.1. inkt, uit den tijd toen de straatweg van Amersfoort naar Naarden nog niet gelegd was, doch daarop ziet men alleen de westzijde van het Huis, en deze heeft maar één raam beneden, en verder eene bloemen- en druivenkas; boven zijn drie ramen, en daarvan is het raam naar de voorzijde van het Huis, opgeschoven, en in de vensterbank staat een aapje. 

Dit Bleijendaal dan, (ook wel eens Blijendaal, of Blijdendaal geschreven), behoorde eens in eigendom aan, of werd ten minste bewoond door Jacob, Heer van Gaesbeeck (thans in België), Putten en Strijen: ten minste, zoo zegt de overlevering, en zij komt mij hierin gansch niet onwaarschijnlijk voor: dat dezelfde het Klooster Mariënburg, en het SchuttenGild van Sint Aechten, beiden te Soest, gesticht heeft, zegt de geschiedenis. Hij was een zoon van Sueder van Abcoude, gehuwd met Anna, dochter van den Graaf van Leijningen. Deze Sueder stierf op 22 April 1400, en daardoor werd zijn zoon Jacob, Heer van Gaesbeeck, Putten, en Strijen; daarenboven erfde hij van zijnen oom Willem, die kinderloos stierf, de heerlijkheden van Abcoude en Wijk bij Duurstede. Verder was hij Erf-Veldmaarschalk van Henegouwen, Holland, en Zeeland. Hij heeft veel moeite en onlust met de Utrechtsche Bisschoppen gehad, en werd zelfs in 1449 gedwongen om de stad Wijk, met de Sloten van Duurstede en Abcoude, aan Bisschop Roelof van Diepholt af te staan, en den lijftocht ervan wederom van hem te ontvangen. Hij is tweemaal gehuwd geweest, eerst met Johanna van Ligne, en daarna met Margaretha van Schonvorst. Bij de tweede heeft hij geene kinderen gehad, doch bij de eerste had hij eenen zoon, Antonis genaamd, die in 1429 ongehuwd stierf.
Heer Jacob zelf overleed op 6 Februari 1460, en was de laatste wettige nakomeling der Heeren van Abcoude en Wijk bij Duurstede, ("hoewel hij anders een grooten reij van speel-kinderen achterliet"), zoodat dit leen aan den Bisschop van Utrecht terugkeerde. (Slichtenhorst, Geld. geschied I bl. 50, 91) A. van
Slichtenhorst noemt hem, "een neteligh en grijnigh man, die tegen de Bisschoppen meermalen heeft ingespannen", en gaat dan voort met het verhaal dat hij "te vooren sijn eenighen zoon (zal ik het zwijghen ofte melden?) die neffens hem te paerd zat ende in sijn oogh niet genoegh na de kunst scheen te rijden, met een spitsroede onverhoeds op den dunegh van 't hoofd had doodgeslaeghen; van sijne zinnen verrucht en beduijzeld zijnde door oortuijtinghe van den boosen geest, dien hij (immers zoo de gemeijne roep gaet) zijnde eene verdoemelijke over-geloovighe nieuwsgierigheijd van d'een of d'ander bezweerder had gecoft ende in een doosien bij hem droegh". Ook andere schrijvers spreken niet gunstig over hem, al noemen zij het instrument, waarmede de driftige 19 vader zijnen zoon doodsloeg, met eenen anderen naam. In 1847 hingen, aan sommige wapenborden in de Hervormde Kerk, nog stukken van eene ijzeren wapenrusting, zooals een helm, een borstharnas, handschoenen, enz.; zouden dat nog gedeelten geweest zijn van de wapenrusting van Jacob, Heer van Gaesbeeck?

Overigens is mij van latere bewoners van Bleijendaal slechts weinig bekend. Alléén wordt door Katharijne Lescailje, in hare Mengelpoëzij , melding gemaakt van Mejuffrouw Susanna Vesselaer, Weduwe van den Heer Jan Jacobsz, Schipper, als op 17 November 1699 op Bleijendaal overleden. Het geheel luidt als volgt:

Grafschrift
van Mejuffrouwe
Susanna Vesselaer
Weduwe van den Heere
Jan Jacobsz. Schippers
De Weeuw van Schippers, al de Waereld door vermaard;
Zo ver men Boekenvind, om haare deugd verheven;
Uitmuntende in verstand; rust hier. Hoe hoog bejaard;
Noch trof de Dood, helaas! te ontijdig 't dierbaar leeven;
Gun haar gebeente rust. Men schreit vergeefs op 't Graf;
Zij lei het sterflijk, om 't onsterflijk leeven, af;
Anders.
Susannaas Levenszon, geblonken, als een Wonder;
Van haare Kunne en Tijd, bezield van Godlijk vuur;
Dat onuitbluschlijk scheen geschaapen van Natuur;
Ging wel op Bleijendaal, in volle glory, onder;
Maar om, verheerelijkt, ver boven Zon en Maan;
In 't Hemelsch Bleijendaal, veel schooner op te gaan;
Overleeden op haar E. Lusthove Bleijendaal, den 17den,
en Begraaven te Soest, den 21sten van Slagtmaand, 1699.

Jan Jacobs Schipper, (niet Schippers), was omstreeks 1618 te Amsterdam geboren; hij werd op 28 October 1637, als geboren poortes, in het boekverkoopers-gild opgenomen, en was aldaar een vermaard uitgever, onder anderen van de werken van Jacob Cats, wat zeker eene rijke bron van inkomsten voor hem was. Ook schreef hij lofdichten vóór de werken zijner tijdgenooten, vervaardigde treurspelen, en vertaalde uit het Fransch.

Op 15 Januari 1813 overleed, op Bleijendaal te Soest, Antoni 20 Jacob, (of Jacobus Anthonie), Schutter, geboren te Zutphen op 3 Mei 1770. Hij was een zoon van Cornelis Schutter en Isabella Margaretha Elisabeth Soltkast, op 21 October 1764 te Zutphen gehuwd. Antoni Jacob was achtereenvolgens, Cadet en Vaandrig in Staten-dienst tot October 1787; l ste Luitenant in dienst van Lodewijk XVI, Koning van Frankrijk, tot 18 Augustus 1792; Volontair in het leger der Fransche Prinsen, tot aan de reductie dier armée in 1792 Volontair bij de Jagers van Béon in Statendienst, Februari 1793; overgegaan bij de huzaren van Timmerman, op 17 September 1793, en Cornet daarbij op 22 Februari 1794; met demissie afgegaan op 16 Juli 1795. In 1807 werd hij door Koning Lodewijk aangesteld tot lsce Luitenant bij het Corps Gendarmes, doch geraakte kort daarna, bij de reductie van dat Corps, weder buiten dienst. Hij was in 1810 Maire van Soest. Op 5 September 1795 was hij, te Emmerik, in het huwelijk getreden met Jacoba Schuijt, en overleed op 15 Januari 1813.

Zijne weduwe hertrouwde, op 11 Mei 1814, te Soest, met Hendrik Philip Baron Snouckaert van Schauburg.
Deze was, op 21 Juli 1772, geboren op den Huize Duckenburg, onder Hatert, bij Nijmegen, en de zoon van Willem Carel Snouckaert van Schouburg, in 1767 Heer van Duckenburg.
Kamerjonker van den Markgraaf van Brandenburg-Anspach, Luitenant-Generaal der Infanterie in Staten-dienst, uit diens tweede huwelijk, met Wilhelmina Jeanne van Randwijck, op 25 Juli 1762 te Eiden gesloten. Hij was Lid van de Ridderschap en van de Staten der Provincie Utrecht; Kommandeur der Duitsche Orde Balije van Utrecht; en sedert 1812 Ontvanger der Directe Belastingen te Soest en te Baarn. Hij overleed op Bleij endaal, op 12 November 1844, en werd op het Kerkhof der Hervormde Gemeente begraven.
Ten tweedemale weduwe, bleef Jacoba Schuijt op Bleijendaal wonen. Zij was geboren te Amsterdam, op 7 December 1767, dochter van Albert Schuijt, Heer van Castricum, en Johanna Cornelia van Gheel van Spanbroek.
Zij overleed op 24 December 1853, en werd ook op het Kerkhof der Hervormde Gemeente begraven.
Reeds vóór 1847 woonde bij de weduwe Snouckaert eene Nicht van haren eersten man, genaamd Henriette Isabella Schutter, geboren te Corck op 18 Juni 1804. Zij was eene dochter van Hendrik Felix Schutter, (vermoedelijk op 28 September 1775 geboren, en overleden te Doneraile, in het Graafschap Corck, 21 op 19 December 1813). Na den dood van hare Tante, bleef Mejuffrouw Schutter nog eenige jaren op Soest wonen, maar verhuisde in 1856 naar Utrecht, en leefde nog in October 1887. Nadat, op 23 October 1845, de nieuwe Openbare School der Gemeente was ingewijd, en de oude school met de onderwijzers-woning was ontruimd, werd het gebouw en de grond door Mevrouw de Douairière Snouckaert gekocht, en bij Bleij - endaal getrokken, waaraan het van achteren grensde; de vroegere tuin kreeg eenen toegang tot de Plaats, en het huis werd tuinmanswoning, met bergplaats voor tuingereedschap, enz. Na den dood van Mevrouw Snouckaert werd Bleij endaal, e.a. op 18 Februari 1854 publiek verkocht.

Kooper werd de Heer Frans Pieter Muysken te Amsterdam de eigenaar van Middelwijk. Deze verhuurde het Huis Bleijendaal nog wel enkele jaren, doch begon al aanstonds met het rooien van een groot aantal prachtige eike- en beuke"' omen in het bosch, alsmede van de lindeboomen langs het voetpad, zoodat het schoonste van de Plaats verdween, ook sloopte hij den koepel, die, over de heg langs het voetpad, het uitzicht gaf op den straatweg en den Engh. Wel plantte hij weder nieuwe eiken in, die daar inderdaad welig tierden, maar toen werd het Huis afgebroken, en wat nog over was van het oude bosch gerooid. Op 29 November 1875 werd alles tenslotte publiek verkocht, en veranderde in bouwland, aardappelland en moestuin, voor de omwonende buren; de tuinmanswoning, het oude schoolgebouw, kwam in het bezit van een paar jonge menschen, die er een winkel in aardewerk in begonnen. Alléén de twee prachtige bruine beuken, aan den vroegeren hoofdingang van de Plaats, bleven nog eenige jaren gespaard, maar zijn tenslotte ook verdwenen.

Ik kom nog even terug op de teekening van het Huis Bleijendaal, waarvan in den aanvang gesproken is. In de vensterbank van het eerste opengeschoven bovenraam, naar de zijde van den voorgevel, staat een klein aapje. Volgens den Heer A.C. Baron Snouckaert van Schauburg; Willemstraat 9, te 's-Gravenhage, in zijn schrijven aan mij van 22 October 1888, was in zijne familie aan dat aapje een legende verbonden, nl.: "van een aap van mijn oud-oom Hendrik Philip S. v. S., die, losgebroken, een kind uit de wieg haalde, medenam in de dakgoot, uit- en aankleedde, en weer in de wieg terugbracht. Wie was dat kind? Mijn oud-oom had geen kinderen. De aap beboette dit na-aperig baker-bedrijf met den dood, ter 22 voorkoming van herhalingen." Ik moest terug schrijven dat ik nooit iets van zulk een geval gehoord had; en zóó is het tot heden nog; evenwel - het aapje staat op de teekening! Wat die teekening zelve aan gaat, ze is er ééne van twee; de andere is een gezicht op de kerk en den toren, waarschijnlijk genomen uit het straks vermelde tuinhuisje. Ze zijn in 0.1. inkt, en redelijk wèl gedaan, in de dagen toen de Sacristie, of Gerfkamer, van de kerk, nog niet was weggebroken, en vóórdat de straatweg van Amersfoort naar Naarden gelegd was, dus vóór 1815 tot 1817.

Zij waren als schilderijen, in een lijstje achter glas, en schijnen eerst op Bleij endaal gehangen te hebben maar waren later in het bezit van Mevrouw de Douairière Jonkhr P.T. Bicker, geb. J.M.H. Kuvèl, te Amsterdam. De moeder van deze was Wilhelmina Hillegonda Schuijt, en dus eene zuster van Jacoba Schuijt, de weduwe van Antoni Jacob Schutter, en van Hendrik Philip Bn. Snouckaert van Schauburg. Die twee schilderijen werden door den Heer Hooft van Vreeland, als Executeur in de nalatenschap van Mevrouw Bicker-Kuvèl, overleden te Amsterdam op 19 September 1888, mij ten geschenke aangeboden. Ik meen wel eens gehoord te hebben, dat een broeder van Mevrouw Bicker ze, in zijne jeugd, had geteekend; die broeder was geboren in 1799, en overleed te Heidelberg (?) in 186. .(?) .

En nu het laatste woord aan Pieter Pijpers, den dichter van "Eemlandsch Tempe, in 1803":

Blijdendaal! hoe trots, hoe schoon,
Staat gij voor ons oog ten toon,
Met uw donkergroene kruinen,
Kijkende over korenduinen!
Blijdschap zit hier op haar troon,
'k Hoor een heir van bosch choraalen,
Zingen, in uw blijde dalen,
Ceres, wen het goudgeel graan,
Rondom U, in zomerweder,
Als een ligt bewogen veder,
Of een zee, golft op en neder,
Ziet U als haar tempel aan.

P. Pijpers, Eeml. Tempe I bl. 56.

Contact

Historische Vereniging Soest/Soesterberg
Steenhoffstraat 46
3764 BM Soest




De Historische Vereniging Soest/Soesterberg heeft een ANBI-status.

Word lid

Lid worden van de Historische Vereniging Soest-Soesterberg.

Lid worden

Sponsor

Historische Vereniging Soest / Soesterberg is mede mogelijk gemaakt door:

Reto