Evert Akkerman de petroleumventer

Evert Akkerman de petroleumventer.

Bakkersfamilie Van den Oord voor hun winkel aan het Kerkpad. (1925)

Bakkersfamilie Van den Oord voor hun winkel aan het Kerkpad. (1925)

10 jarig bestaan van rijwielhandel en autoverhuur Klomp. (1935)

10 jarig bestaan van rijwielhandel en autoverhuur Klomp. (1935)

Firma A. Benning aan de F.C. Kuyperstraat.

Firma A. Benning aan de F.C. Kuyperstraat.

Wandel- en Rijwielkaart. (1938)

Wandel- en rijwielkaart. (1938)

Valkenet, smidse, winkel in haarden en kachels

Valkenet, smidse, winkel in haarden en kachels 1935

Patatautomaat Koninginnelaan

Patatautomaat Koninginnelaan jaren '60

Noodsupermarkt Overhees

Noodsupermarkt Overhees 1976

Bevrijdingsoptocht 1955

Bevrijdingsoptocht 1955; wagen Gymnastiekvereniging Olympia

Menu

Klompen voor een arm kind; Brood voor een arme vrouw

G.J.M. Derks

Armenzorg in Soest 1720-1721

In het gemeentearchief van Soest wordt een schat aan gegevens bewaard voor hen die geïnteresseerd zijn in de geschiedenis van Soest. Zo worden daar ook de rekeningen bewaard van de armmeesters. [1] Wie deze rekeningen systematisch zou doornemen zou een aardig compleet beeld krijgen van de armenzorg in het 17e en 18e eeuwse Soest. In het navolgende wordt de rekening over een willekeurig jaar, nl. 1720-1721, eens onder de loep genomen.
De armmeester
De zorg voor de armen was in de 17e en de 18e eeuw vooral een taak van het dorpsbestuur. Ieder jaar werd een nieuwe armmeester benoemd, die op St. Lamberti (17 september) met de uitvoering van zijn functie begon. De armmeester was een jaar lang verantwoordelijk voor de inkomsten en uitgaven ten behoeve van de armen. Nog niet is onderzocht door wie de armmeester werd benoemd en of de armmeester werd betaald voor het uitvoeren van deze taak. Uit de rekeningen blijkt wel dat er behoorlijk wat tijd mee gemoeid was.
De armmeester die op 17 september 1720 aan zijn taak begon was Theunis Jacobse Vaak. Deze stamvader van de familie van Logtensteijn woonde op de boerderij aan het Kerkpad ZZ 5-7; tegenwoordig woont daar Toon Brouwer. Theunis moet in 1720 reeds zo'n 70 jaar oud zijn geweest. Hij kon niet schrijven, want hij ondertekende de akten steeds met een kruisje. Blijkbaar was dit niet noodzakelijk voor de taak van armmeester. Op 16 oktober 1721 leverde Theunis zijn gegevens over het afgelopen jaar in en werd "ter secretarij van Zoest" de eindrekening opgemaakt.
De inkomsten
De rekening begint met een overzicht van de verschillende inkomsten. Theunis ontving van de buurmeester Gerrit Willemse de Ruijgh op 1 oktober 1720 de "jaerlijkse Arme Renten", een bedrag van 136 gulden en 8 stuivers. Niet bekend is op grond waarvan deze rente uitgekeerd werd. Misschien was er enig kapitaal dat uitgeleend was.
Een andere vaste bron van inkomsten was het zogenaamde "clompegeld". Het klompengeld werd uitgekeerd door de heer Goudoever - ook op 1 oktober - en bedroeg 10 gulden. De naam van deze jaarlijkse uitkering doet vermoeden dat dit geld oorspronkelijk was bestemd om klompen te kopen voor de armen.
Voorts ontving Theunis van de buurmeester 2 gulden en 10 stuivers van een "vierdeel jaer huij r van de winkel van Knelia Peters". Deze post roept allerlei vragen op. Waarom staat deze post op de rekening? Wie was Knelia Peters en waar was haar winkeltje? Ook bij de uitgaven komen we haar naam enkele malen tegen. [2]
Tenslotte waren er nog wisselende inkomsten. Gerbrant Mensen Hilhorst schonk 3 gulden en 3 stuivers "voor een vrijwillige gift", misschien geïnspireerd door zijn vader die in 1714 armmeester was! Op 7 september werden de "armbussen" gelicht, waarin een bedrag van 24 gulden en 12 stuivers werd aangetroffen. Jammer genoeg wordt niet vermeld waar de armbussen waren opgesteld. Mogelijk was dat in de protestante en in de Roomse kerk, of op andere centrale plaatsen in het dorp.
Vervolgens werden de afzonderlijke posten opgeteld en de totale inkomsten berekend: "den ontfangh deser reekening bedraagt een somme van een hondert ses ent seventig gulden en dertien stuivers".
De uitgaven
Tegenover het geringe aantal inkomstenposten stonden vele uitgaven. Blijkens de rekening werden voor de grotere bedragen quitanties als bewijsmateriaal overhandigd. De andere declaraties werden in goed vertrouwen geaccepteerd. Omdat het aantal posten te groot is om integraal over te nemen volgen hier enkele wetenswaardigheden daaruit.
De arme kinderen
De meeste posten betroffen uitgaven van de armmeester ten behoeve van een aantal kinderen die op kosten van het dorp werden onderhouden. Waarschijnlijk waren het weeskinderen. De namen van Klaasje Theunis, Marie Theunis, Aaltje Theunis en Jannetje Theunis komen het meest voor. Gezien het feit dat de kinderen alle "Theunis" heetten leek het om vier zusjes te gaan. Ook komt een Claes Theunisz voor. Omdat de kinderen op kosten van het dorp werden onderhouden, zullen zij waarschijnlijk in Soest geboren zijn. Een onderzoek in de R.K. doop- en trouwboeken van Soest bevestigde het vermoeden dat de kinderen Theunis uit één gezin afkomstig waren. [3] Uit het huwelijk van Teunis Claassen en Hendrikje Claassen Spruijt werden in Soestdijk geboren: Marritje (1709), Jannitje (1710), Niclaes (1713) en de tweeling Claesje en Aeltje (1716). Destijds hadden veel mensen in Soest nog geen vaste familienaam. De kinderen van Teunis heetten simpelweg Theunis of Theunissen, hetgeen zoveel wil zeggen als zoon of dochter van Teunis,
De oudste dochter Marritje of Marie Theunis was in 1720 elf jaar oud. Zij was in de kost gedaan bij Wouter Geurtse, die op 1 mei 1721 een bedrag van 7 gulden en 10 stuivers kostgeld ontving. Deze Wouter Geurtse heette waarschijnlijk Butselaar en woonde destijds wellicht aan het Kort End. Hij was nog maar net gehuwd met Gerritje Kok en had in zijn jonge gezin blijkbaar wel plaats voor een kostganger. De tweede dochter Jannetje Theunis was in 1720 10 jaar oud. Jannetje was in de kost bij Dirk Hendrikse Bosch, die op 1 mei 1721 23 gulden en 10 stuivers kostgeld ontving. Claes Theunisz was vermoedelijk uitbesteed aan Cornelis Meeuwsen Bouwman. Wulpher Gijsbertse Boon en Cornelis Meeuwsen Bouwman kregen namelijk kostgeld betaald voor Gerritje Janse en Claes Theunisz, maar het blijkt niet duidelijk welk kind bij wie in de kost was. Ook de tweeling, in 1720 nog maar vier jaar oud, werd waarschijnlijk uit elkaar gehaald. Claesje Theunis was in de kost bij Gerrit Janse Hack, die daarvoor dertig gulden kreeg uitgekeerd. Gerrit Janse Hack was waarschijnlijk boomkweker en woonde in de omgeving van de huidige Korte Brinkweg. [4] Uit de rekening blijkt niet waar Aeltje Theunis gehuisvest was.
Voor de kinderen Theunis werden diverse goederen gekocht, zoals kraplappen, schorteldoeken, diverse paren stilligen (?), een oorijzer en een mutsje. Niet bekend is wat er van de kinderen is geworden.
Klompen, kousen en schoenen
Een van de andere "arme kinderen" was een zekere Wouter. Van hem werd geen nadere aanduiding gevonden zodat het niet mogelijk was meer over hem te achterhalen. Wouter was in de kost bij Hendrik Janse Bosch. Hendrik was waarschijnlijk de vader van de hiervoor genoemde Dirk Hendrikse Bosch. Wouter kreeg op 1 juli 1721 een paar nieuwe klompen en een paar kousen en op 12 juli een paar schoenen. Terwijl de schoenen destijds 7 stuivers kostten moest voor de klompen en de kousen samen een bedrag van 16 stuivers betaald worden. Voor meer personen werden klompen betaald, zodat het eerder ter sprake gekomen "clompegeld" wel goed van pas kwam.
Brood en boter
Behalve met kleding en schoeisel werden de armen ook bedacht met voedsel. Op 13 december 1720 werd 5 gulden en 8 stuivers betaald aan "brood voor een arme vrouw". De vrouw van Gijsbert Aartse had in de kraam gelegen en kreeg twee pond stroop en twee witte broden. Kosten: 7 stuivers. Witte brood was vroeger enkel kost voor zieken en kleine kinderen. Verschillende personen werden betaald wegens geleverd brood voor de armen, nl. Hendrik Aartse (5 gulden), Meijns Theunisz (16 gulden en 6 stuivers), Oetje Jans (10 gulden , 6 stuivers en 4 penningen) en Hendrik Aartse Schep, mogelijk dezelfde als eerstgenoemde (10 gulden en 5 stuivers). Behalve brood werd ook veel boter gekocht voor de armen. In totaal werd voor bijna 17 gulden aan boter geleverd door Neeltje Gijsberts, Annetje Cornelis en Michiel Dijkman.
Een dak boven je hoofd en een vuur om je aan te warmen waren ook primaire levensbehoeften. Aan Alijda van Egge werd 18 gulden betaald voor een jaar "huijshuijr". Mogelijk kon een arm gezin de huur niet betalen. Cnelia Peters kreeg tweemaal een voer turf, nl. in november en in maart. Leveranciers waren Geurt Peterse Roeten en Gerrit Smit. De meeste Soester boeren bezaten één of meerdere stroken veen, waaruit turf kon worden gestoken.
Meer bijzondere inkopen zal men wel in Amersfoort hebben gedaan of bij rondreizende kooplieden. In ieder geval werden door vermoedelijk buiten Soest woonachtige personen diverse goederen geleverd. Bij Abraham van Aken werd "blaeuw laken" gekocht, bij Jan van der Burgh "twee stroij en hoeden" en bij de weduwe van Jan van Dijk een deken en een "rijglij ff". Wat de weduwe van de Heer Pannekoek, Hendrik de Hoogh, Johannes Scheuning, Gijsbert Craan en de huisvrouw van Jacobus de Koninck verhandelden werd niet gespecificeerd. Hendrik van Dijk leverde bier. Bij ene Arien werden "bonte neusdoeken" gekocht en bij Willemijn "kousen en socken" die zij wel zelf gebreid zal hebben.
Na al deze "aardse zaken" zou je denken dat aan de geestelijke opvoeding en ontwikkeling van de arme kinderen geen aandacht werd geschonken. Mis! Aan de koster Jacob Both werden 10 stuivers betaald "voor geleverde boeken aan de arme kinderen".
Een andere bijzondere post was het bedrag van 14 stuivers dat op 10 januari 1721 aan Jan Evertse werd betaald voor het maken van een "doodkist". De rekening vermeldt niet voor wie de kist was bedoeld. Vroeger werden de armste mensen op kosten van de gemeenschap begraven. Jan Evertse was timmerman in Soest en werd ook wel Jan Evertse van Soest genoemd.

De beide laatste posten bij de uitgaven betreffen waarschijnlijk het onderhoud aan de bezittingen van de armen, waarvan de ligging helaas niet wordt aangegeven. Peter Bauckesz verdiende 3 gulden en 12 stuivers met "het verstellen van de arme kinderen goederen". Peter was metselaar in Soest, net als zijn vader Baucke Petersz. Cornells R: van Altena ontving 9 gulden en 4 stuivers voor "verdient arbeijds loon".
Balans
Nadat ook alle uitgaven waren genoteerd en opgeteld werd de balans opgemaakt.
Zoals gezegd bedroegen de inkomsten 176 gulden en 13 stuivers. De uitgaven kwamen in totaal op een bedrag van 462 gulden, 6 stuivers en 8 penningen. De conclusie van de opsteller van de eindrekening luidde "Soo was bevonden dat de rendant (=Theunis Jacobse Vaak) over dese reekeninge meerder heeft uijtgegeven als ontfangen een somme van twee hondert vijff en tagtig gulden dertien stuijvers en agt penningen". Dit voor die tijd forse bedrag dat Theunis blijkbaar had voorgeschoten werd aan hem terugbetaald door de schout Matthias de Sandra en de "jegenwoordige en affgegane buurmeester", waarvoor een quitantie werd overhandigd. Vervolgens werd de rekening gesloten: "aldus gedaan, gereekend ende gesloten met opene deuren na voorgaande publ: en affixie van billetten, in den raadhuijse van Zoest op den 16e octob: 1721". Uit het laatste mag waarschijnlijk opgemaakt worden dat de vergadering waarin deze rekening werd behandeld van tevoren was aangekondigd en voor een ieder toegankelijk was.

Noten:
[1]. Gemeente-archief Soest, Oud Archief Soest, invnr. 162: Rekeningen van den armmeester 1715-1717; 1718-1780 en invnr. 165: Register van rekeningen van den armmeester 1653-1683 en 1741-1780. Ook in invnr. 148 staan overzichten van de "armenlasten" over de jaren 1674-1684.
[2]. Met Knelia Peters is waarschijnlijk Cornelia Peters Munster/Boer bedoeld. Zij was een dochter van Peeter Lammerts Munster (ook genaamd Schoonop)en Claasje Cornelisse Boer. Cornelia, ook wel kortweg Cnelia, woonde aan het Lang End en was gehuwd met Beerent Lambertse Post. Na zijn overlijden hertrouwde zij in 1721 met Peel Wouterse, uit Hoogland. Zie Eemlandse Klappers nr. 13 en 14.
[3]. Zie Eemlandse Klappers nr. 13 en 14.
[4]. Zie: G.J.M. Derks. De boomkwekerij van de familie Hak/- van Logtensteijn in Soest. In: Van Zoys tot Soest, jaargang 13, nr. 4, blz. 16.

Contact

Historische Vereniging Soest/Soesterberg
Steenhoffstraat 46
3764 BM Soest




De Historische Vereniging Soest/Soesterberg heeft een ANBI-status.

Word lid

Lid worden van de Historische Vereniging Soest-Soesterberg.

Lid worden

Sponsor

Historische Vereniging Soest / Soesterberg is mede mogelijk gemaakt door:

Reto