Evert Akkerman de petroleumventer

Evert Akkerman de petroleumventer.

Bakkersfamilie Van den Oord voor hun winkel aan het Kerkpad. (1925)

Bakkersfamilie Van den Oord voor hun winkel aan het Kerkpad. (1925)

10 jarig bestaan van rijwielhandel en autoverhuur Klomp. (1935)

10 jarig bestaan van rijwielhandel en autoverhuur Klomp. (1935)

Firma A. Benning aan de F.C. Kuyperstraat.

Firma A. Benning aan de F.C. Kuyperstraat.

Wandel- en Rijwielkaart. (1938)

Wandel- en rijwielkaart. (1938)

Valkenet, smidse, winkel in haarden en kachels

Valkenet, smidse, winkel in haarden en kachels 1935

Patatautomaat Koninginnelaan

Patatautomaat Koninginnelaan jaren '60

Noodsupermarkt Overhees

Noodsupermarkt Overhees 1976

Bevrijdingsoptocht 1955

Bevrijdingsoptocht 1955; wagen Gymnastiekvereniging Olympia

Menu

Oude Paasgebruiken

René Beyest

Onderstaand artikel werd ontvangen van de heer René Beyst, voorzitter van de Heemkundige Kring Aartselaar (ten zuiden van Antwerpen). Hij nam contact op met onze redactie om in het bezit te komen van een houten paaslamvorm. Ons lid Ria Beijer wist fotomateriaal aan te leveren. Het leek de redactie een goed idee het artikel in haar geheel ook in ons blad te publiceren.

Het is al een paar jaar geleden,[1] maar nu is er terug wat ruimte en tijd om in dit passende jaargetijde weer even een oud paasgebruik, dat ik pas kort geleden leerde kennen, aan te snij den.

Geografisch overstijgt dit artikel echter deze keer van verre het begrip "lokale" heemkunde, omdat het gebruiken betreft algemeen in Vlaanderen en Nederland bekend. We starten dit artikel nochtans met een specifiek (thans verdwenen?) gebruik uit "Eemland", een verafgelegen streek in de provincie Utrecht, waar de rivier Eem stroomt, die steden aandoet als Amersfoort en Baarn ten noorden van Utrecht. Meer zelfs: omstreeks de jaren zestig zou het enkel en alleen nog bekend geweest zijn in het Nederlandse Soest, een gemeente van 4645 ha - vier keer zo groot als Aartselaar - die vandaag een kleine 20.000 woningen en zowat 45.000 inwoners telt.

Paaslammetjes uit het Nederlandse Soest
We lazen het artikel in Jg.IXnr. 4 van het tijdschrift "Neerlands Volksleven" (bloeimaand 1959), blz. 215, onder de titel "Over klitsavonden, paaslammetjes en nog wat — Paasgebruiken in Eemland" door E. Heupers geschreven. Verder handelt het tijdschrift, onder redactie van K. Ter Laan en dr. Th.W.R. de Haan, met bijdragen van o.a. P.J. Meertens, H. Stalpaert, en andere prominente volkskundigen over het "Volksleven in de gewesten" n.a.v. het gelijknamige kongres, gehouden te Antwerpen op 21 maart 1959, met sprekers als E Smekens, R. Foncké, P. deKeyser, A. van Hageland, e.a.

Wat "klitsavonden" zijn gaan we u vandaag niet verklappen, dat houden we tegoed voor een andere keer wanneer we het ooit eens over vastenavondgebruiken zullen hebben, wat in de jaarkrans veertig dagen vóór Pasen valt. Vandaag klampen we ons even vast aan het woord "paaslammetjes" en citeren verder de auteur E. Heupers.

Vroeger toen in Soest de boer persoonlijk zijn melk en aanverwante artikelen aan de deur kwam afleveren, was het de gewoonte dat hij met Pasen een paaslammetje van boter ten geschenke gaf aan zijn klanten. Dr. M. de Waal vermeldt dit gebruik in zijn boek "Zuivel, Ei en Honing, door alle eeuwen heen", doch zegt er niet bij, dat dit op of omstreeks Pasen gebeurde. Op blz. 62 van genoemd boek staat: "Een gulden tijd was het, als de "kalanten" van de boer de "eerste graasde boter" [2] ten geschenke kregen. Deze goudgele boter werd afgeleverd in de sierlijke vorm van een schaapje, in wiens bek gemeenlijk een bloempje gestoken was."
Deze paaslammetjes worden gemaakt van boter en hiertoe gebruikt men een oude vorm, bestaande uit twee helften, waarin kunstig een liggend schaapje of lammetje is gesneden. Vooraf wordt de vorm in pekelwater gedoopt. Dan legt men een kluit boter tussen de twee geopende helften en perst die dan tegen elkaar De beide helften worden dan weer opengeklapt en het paaslam is geboren. Het diertje krijgt een rood lintje of een wollen draad om zijn hals en een palmblaadje in zijn bek en ter weerszijden op de plaats van de oren ook een palmblaadje.
Er zijn nog maar weinig van die oude, met de hand bewerkte vormen over Iedere boer had wel een paar of meer van die oude vormen. Het was in Soest gewoonte, in de week voorafgaande aan het paasfeest, de schaapjes te maken. De eerste paasdag, na de vroegmis, werd de tafel gedekt en prijkten deze aardige botervormen op de dis. Men smeerde er bij voorkeur het krentebrood mee.

Op het ogenblik (n.v.d.r.: men begrijpe in het jaar 1959) zijn er nog maar enkele melk- en zuivelhandelaars in Soest, afkomstig uit boerenfamilies, die de oude vormen nog hebben bewaard en die nu de paaslammetjes in hun winkel etaleren en verkopen. De klant kan ze krijgen van margarine, dan kosten zij je fl. 0,25; van onvervalste boerenboter komen ze op f 0.60 het stuk.[3]

Tot zover het citaat over de "paaslammetjes". We vroegen ons na lezing wel af of onze grootouders zo een gebruik gekend konden hebben. Immers bij mijn weten is bij ons in de Kempen de botervorm, naast de speculaasplank of de bakvorm toch geen onbekende. En velen onder ons hebben hun moeder nog de houten boterspatel of boterlepel zien hanteren, waarmee 's zondags of bij feestelijke gelegenheden een boterklomp werd "opgesmukt" of waarmee mooie boterkrollen gedraaid werden uit de boterpot. Maar noch J. Weyns (Volkshuisraad in Vlaanderen), noch Gabr. Celis (Volkskundige kalender voor het Vlaamse Land), noch K. Peeters (Eigen Aard), noch Eloy (Oud landbouwgereedschap), noch P. Heyns (Antieke kalenderprenten) geven een paaslammetje in die betekenis op. Wel kennen sommigen de boterspatel en/of de boterlepel. En als botervorm komt enkel de boterkom of boterschaal voor, die net als een bakvorm de inhoud een zekere vorm meegaf met bovenop een uitgesneden versiering in reliëf, echter niet speciaal met Pasen maar het jaar rond in gebruik om boter in feestelijke vorm op tafel te presenteren in plaats van een klomp in een kom.

Andere betekenissen van paaslammetjes
België is niet echt een schapenland. Schapen worden bij ons overwegend gekweekt als bijactiviteit op de boerderij of door "amateurs". Van eind maart tot midden april is het voor moeder schaap de tijd om te bevallen en elke schapenkweker weet (helaas) maar al te goed dat drachtige ooien de rust van de nacht verkiezen om hun jongen te werpen. Ligt het feit dat veel lammeren omstreeks Pasen geboren worden mischien niet mee aan de oorsprong van zekere paaslamgebruiken? En staan paaslammeren juist daarom niet mee symbool voor het terugkerende leven (zoals het paasei) of voor de vruchtbaarheid? Texelse schapen zijn stoere beesten die lekker vlees leveren, maar met lammeren wil het wel eens mis gaan. Op hun Waddeneiland smaken de Texelaars licht zoutig wegens grazen op 'ziltige weiden'(pré salé): "een lam is wat het eet" is een bekend gezegde uit het schapenkwekersmilieu. De pré salé schapen die vanaf februari op de ziltige weiden rond deMont-Saint-Michel grazen, leveren toplamsvlees uiteraard met een stevig prijskaartje.
Het is — net als het Nederlandse en Belgische lamsvlees — alleen tussen april en november te verkrijgen; de rest is invoer uit Schotland, NieuwZeeland... Tot hun vierde maand zuigen de lammetjes bij hun moeder, daarna trekken ze mee de weide in. Paaslammetjes zijn altijd zuiglammetjes, later op het jaar komen de weidelammeren op tafel. Lamsvlees afkomstig van dieren ouder dan 10 maanden wordt schapenvlees genoemd en heeft een sterke geur en smaak. [4] LudoVan Alphen, ex marathonloper, bezit in Berendrecht ten Noorden van Antwerpen een van de grootste schapentstapels van het land. Hij runde de stapel als een eenmanszaak (alleszins tot in 2004) en specialiseerde zich in het bijna verdwenen ras van de Vlaamse kuddeschapen. Ze grazen in het dijkgebied waar ze bemaaiing overbodig maken. Het paasweekeinde is voor Ludo Van Alphen het drukste moment van het jaar met een productie van 150 paaslammeren.

Rituele elementen i.v.m. het paaslam uit religieuze paasfeesten
In het jodendom was het slachten van lammetjes een gebruik met Pesach, een feest dat de uittocht uit Egypte en daarmee de bevrijding uit de slavernij aldaar herdenkt. In de Joodse paasviering neemt het Halleel (spreek uit: Halil) een prominente plaats in. Het is een Hebreeuws woord, dat 'juichen', lofzingen' betekent (ter ere van een koning of van God). Het woord 'Halleluja' is hiervan afgeleid. Het Halleel is tevens een groep psalmen die in die tijd bij allerlei plechtigheden, feesten en erediensten gereciteerd werden (voorgedragen).
Bij het Pesach (Hebreeuws) of Pascha (Aramees), begrippen die allebei het paasfeest beduiden, werden ze o.m. gezongen tijdens het slachten van de offerlammeren in de tempel in de namiddag. Maar wat deed Jahweh? Hij ging aan de huizen van de Israëlieten voorbij: hij spaarde hun huizen. Dat was vanwege dat bloed op de deur, bloed van dit lammetje. Wat uiteindelijk hun redding werd: zo goed was Jahweh. [5].

Elke familie slachtte dan het mooiste paaslam uit de stal, smeerde bloed er van aan de posten van de deur en bereidde het lam om het op paasavond samen in familiekring op te eten. De paasmaalviering (tezelfdertijd ook Sederfeest = feest van het ongedesemd brood) is nog steeds het meest populaire feestdag in het Jodendom; de rituele slachting verdween na het jaar 70. De Christelijke leer nam dit alles over en situeerde Jezus zelf in dit gebeuren als het mooist mogelijke paaslam: het Lam Gods. In het Joodse paasfeest vinden we symbolen van bevrijding, van bevestiging van identiteit, en van een offer waarmee redding en verlossing worden bewerkstelligd. Het is een feest van bloed en brood, en van hoop op een betere toekomst. Hetzelfde geldt voor het Christelijke paasfeest dat als het ware over het Joodse feest is heen gelegd.
Dat in de Islamitische religie eveneens rituele slachtingen van schapenvlees plaats vinden op het Islamitisch paasfeest is voldoende bekend vanwege de media-aandacht. Ook bij het Griekse paasfeest hoort nog steeds paasmlam aan het spit gebraden.

Na de oorlog verdween langzaamaan de boerenboter en ook het botersmokkelen
Dat boter vroeger op verre na niet zo'n lange tijd kon bewaard blijven als vandaag in de koelkast, is evident. Vandaar wordt het begrijpelijk dat de eerste lenteboter, gemaakt uit koeiemelk van koeien die buiten al frisgroen lentegras gegraasd hadden, een bijzonder lekkere smaak zal gehad hebben in tegenstelling tot de boter, gemaakt uit de melkproductie als gevolg van het droge wintervoeder. Persoonlijk herinner ik me nog "echte boerenboter" gegeten te hebben, die niet in een botervlootje, maar in een kom (in de koele kelder) bewaard werd. Deze boerenboter die we bij de boer aankochten, werd gekocht in een klomp — aan een prijs per gewicht — die in een boterpapier gewikkeld werd. Deze "boter van den boer" was of werd vermengd met zout om langer te kunnen bewaren. Tot in de zestiger jaren werd er ook veel boter gesmokkeld uit Nederland, waar ze goedkoper was. Stilaan verdween de boerenboter om plaats te ruimen voor de onstuitbare zuivelindustrie met haar kleinere pakjes boter en margarine van een half pond. Nadien gingen we nog een tijdlang boter aankopen in Nederlandse grenswinkels in beperkte hoeveelheden, omdat de prijs daar lange tijd goedkoper bleef dan bij ons. Met de Benelux verdwenen de invoerrechten, met de BTW verdween de weeldetaks (en het plakken van fiskale zegels) tot tenslotte de Europese Unie de handelsgrenzen helemaal wijddeurs opengooide. Nu puilen de rekken van de supermarkten uit met tientallen diverse soortnamen en merknamen voor boter.

Nog meer nieuws met betrekking tot de palmpaas
In de slotfase haalt het hierboven genoemd artikel uit "Neerlands Volksleven" van 1959 nog een niet te veronachtzamen "meepakkertje" aan in verband met de palmpaas, waarover wij in ons tijdschrift al eerder publiceerden in 2005 (zie voetnota nr. 1). Wij citeren nog even E. Heupers:

Het opsieren van en lopen met een palmpaas was hier tot voor kort geen gebruik meer Opmerkelijk echter is, dat juist de laatste jaren een opleving van dit gebruik is vast te stellen. Door meerdere bakkers wordt de "haantjespik" (zoals hij hier te Soest wordt genoemd) gebakken. Op palmzondag jongstleden zag ik te Amersfoort en Soest enkele kinderen met een palmpaas lopen. De palmpaas was echter niet meer dan een kruis, voorzien van een sinaasappel en daar bovenop het haantje. Een paar rode en groene papieren strookjes hingen aan de beide uiteinden van het dwarshout van het kruis. Versiering met lekkernijen, zoals vijgen, rozijn en de rood-wit-blauw gekleurde netjes met paaseitjes van chocolade- of suikerwerk ontbraken.
Dat het gebruik nog leeft c.q . herleefd is en nog steeds de mens iets te zeggen heeft, bleek mij, toen ik op palmzondag een bezoek bracht aan het ziekenhuis "DeLichtenberg" te Amersfoort, waar de verpleegsters het ledikant van een paar patienten met een eenvoudige palmpasen zoals boven omschreven hadden versierd.

Deze enkele lijntjes vertellen ons weer een paar interessante bijzonderheden. De auteur geeft duidelijk aan dat het gebruik (destijds in 1959) eigenlijk uitgestorven was en dat het in de late vijftiger jaren van vorige eeuw in feite om een (her)opleving van het gebruik gaat. Moderne erfgoedzorgers zouden spreken van een r.i.t. of "een re-invented tradition".Dat het haantje, te Soest "haantjespik" genoemd, door meerdere bakkers gebakken werd kan er op duiden dat deze banketbakkers letterlijk "brood zagen in" het doen heropleven van de aankoop van een palmpaas door uit koek- of brooddeeg gebakken haantjes te verkopen omstreeks Palmzondag. Deze bontversierde palmpaasjes werden mee in de kerk genomen om mee te worden gewijd op palmzondag. Voor en na de mis paradeerden de kinderen er mee langs de straten. Thuis kregen de kinderen uiteraard het snoepgoed. Diverse auteurs als Ton de Joode, André Ver Elst, Cornelia Catharina van deGraft, Jozef Vinck e.a. bevestigen dat het gebruik een tot kinderspel verworden uitloper is van Germaanse vruchtbaarheids-rituelen. Voor nog meer details herleest u best het artikel over Palmzondag en de Palmpaas, verschenen in ons tijdschrift Jg.25/1 (maart 2005), blz. 13/17.

Het past hier evenwel om dieper in te gaan op het feit van de "heropleving" van dit volksgebruik n.a.v. pas gelezen elementen uit de Nederlandse volkskundige literatuur. Zo lazen we van de hand van J. E. de Haas in het tijdschrift "Toeristen Kampioen" van de Kon. Ned.Toeristenbond ANWB, 10e Jg. nr. 3 van maart 1947, op blz. 36/37 over de palmpaas het volgende:

Het meest verspreide Paasch-gebruik is waarschijnlijk wel het loopen met de Palmpaasch op Palmzondag. In Gelderland, Drente en Overijsel kent men dit gebruik het meest, maar ook in de andere provincies houden de kinderen hun ommegangen met de kleurige Palmpaasch. Een palmpaasch is een stok waarop een horizontaal of verticaal rad van brood; één of meer broodhaantjes bekronen het geheel, en er komen verder sinaasappelen, krakelingen en palmgroen en papieren bloemen en wimpels aan te pas. Verschillende vereenigingen, folkloristen en belangstellenden uit onderwijskringen hebben in de laatste jaren voor den oorlog op veel plaatsen dit ook al verdwijnend feest doen herleven, zoodat men lang niet overal meer van een ononderbroken traditie kan spreken. Door den ernst der tijden zijn vele van de besproken feestelijkheden in de oorlogsjaren geheel of gedeeltelijk achterwege gebleven, of kwamen, als ze doorgingen, maar half tot hun recht. Het was moeilijk om honderden kinderen aan een palmpaasch met broodhaantjes, sinaasappelen en andere lekkernijen te helpen...

Ook deze auteur stelt zeer duidelijk dat het om een "re-invented tradition"gaat van kort voor 1940, die door de oorlogsomstandigheden opnieuw tanend was geworden in 1947. Deze heropleving is vast deels een gevolg van het baanbrekend werk op dit vlak van dr. C. Cath. Van de Graft die in 1938 te Utrecht in de reeks "Folkloristische Studies" een (derde!) boek uitgaf over dit onderwerp, getiteld "Palmzondag". Hierin behandelt deze auteur uitvoerig de palmprocessies en de diverse palmpaasvormen (met circa 25 verschillende afbeeldingen van een palmpaas uit diverse regio's). Zij leert ons in de eerste zin van dit boek dat er reeds in 1906 een eerste Nederlandse palmpaas-tentoonstelling gehouden werd te Utrecht (met maar liefst zo'n 150 exemplaren) en motiveert deze tentoonstelling met de verrassende mededeling dat toen al het ronddragen van de palmpaasch een verdwijnend volksgebruik was. Wat volledig terecht bleek, want twintig jaar later was dit gebruik in Nederland met ruim een derde deel ingekrompen.

Oude vermeldingen en afbeeldingen van een palmpaas
Het is genoegzaam bekend dat tengevolge van de Reformatie in Nederland heel wat Roomskatholieke gebruiken verboden werden. Zo leert een keure uit het dorp Uitgeest van 1635 ons dat het verboden was om op Palm-sondagh of daer omtrent te mogen lopen sin gen met Palm of diergelijcke groente' langhs de wegen. Dezelfde keure verbiedt overigens ook de gebruiken op St. Jan (kroonen van Groen ofte andersindts gemaeckt ende opgehangen), op St. Maarten (met gene lichten te mogen lopen door het Dorp ende langhs de wegen) op Sinksen (geene Pingster-bloemen te mogen omdragen of daer meede mogen omgaen ende singen) op straf van zes stuivers die de ouders voor hun kinderen dienden te betalen. In 1769 wordt het (dan effectief terug in zwang zijnde) volksgebruik beschreven als Paaschpalmen of lange stokjes, met Palm versierd, waar aan Krentebrooden, Appels, Haanepikken, Goude Vlaggetjes, Goudpapieren Bloemen enz. gestoken zyn. En onder de Franse overheersing (in Nederland: "de Bataafsche Republiek") is er opnieuw een verbod tegen alle uitingen van religie: ...een oranje papier vlagje van een zogenaamde palmpaas ter tafel gebragt zijnde... waarvoor de vrouw in kwestie eene sterke Repremende krijgt. De oudste afbeeldingen komen voor in de tweede helft van de 18e E.

De afgedrukte afbeelding op de volgende bladzijde uit 1777 werd onderschreven met volgend versje:

Ach! Zie die Lieve Kinders lopen,
Kijk, elk heeft een Palm-paas,
Hoor zij eens op Palmzondag hopen,
Die d'grootste heeft die is baas.

Een 19d'eeuws versje luidt als volgt:

Gepalmde Paaschens Stoksieraaden
Met Vygen, Koek en Ei gelaaden,
Gekroond met een gebakken Haan,
Zyn Kinderen ten vreugdeteken,
Dat, nu de Vasten is geweken,
Men 't Feest van Paasch zal vieren gaan

Afbeeldingen uit de 19e E. gaven wij reeds mee in ons vorig artikel in HKA Jg. 25/1. (zie: blz. 14 en 16 aldaar). Maar wat herinnert ons nu in dit gebruik nog aan de feitelijke oorsprong ervan? Gaat het hier over een puur kerkelijke traditie of schuilt hierin opnieuw een verkerstend Germaans vruchtbaarheidsritueel zoals sommigen beweren? Is er verwantschap met de palm- of ezelprocessies uit de Middeleeuwen? Ommegangen met groene takken, door kinderen die de lentezegen brengen, treft men in heel Europa aan.[8] Het ontaarddde uiteindelijk in bedelarij.

Wat moeten we verstaan onder een "palmpaas"
De benaming "palm" voor het versierende groen van de palmpaas herinnert aan de palmprocessies, waarbij de deelnemers eveneens groene palmbladeren of groene twijgen in de hand droegen of "groensel" uitstrooiden op de weg waar de stoet langskwam. De drie eieren, die men elkaar op Palmzondag gaf, waren gewoonlijk gekleurd: een paars voor Palmzondag, een zwart voor Goede Vrijdag en een wit voor Pasen. In principe bedoelt men met "palm" ook in Nederland de bukspalm (buxus sempervivens) die het traditionele groen leverde voor de palmwijding en de palmpaas. Maar — zoals overigens te zien op bijgaande afbeeldingen —behielp men zich (bij gebrek aan bukspalm of uit overlevering?) ook met dennetakken of taxus (in Gelderland en de Twentse Achterhoek) of ook soms hulst (in Harderwijk) of bosbes (in Hengelo). Zij hebben allemaal gemeen dat ze doorlevend groen blijven. Ondermeer van daaruit ontstond de nevengedachte dat het geloof in de magische kracht van het jonge voorjaarsgroen (of "altijd-groene") teruggrijpt tot de Germaanse religie, gebaseerd op de oer- en natuurelementen. Ook het afschillen van de stam of draagstok grijpt terug op een oeroud volksgeloof dat zegt dat zich onder de bast kwade geesten verborgen konden houden: éénmaal geschild was het gevaar geweken. Bij een aantal palmpasen vinden we ring- of spiraalvormige afschillingen terug of papieromwindingen in rood, wit en blauw. Soms is de palmpaasstok zwaar verdicht met palmgroen: in Roermond spreekt men zelfs van een "palmebessem" (palmbezem) en in Oldenzaal deed de palmpaasstok met aangebonden palmtakken na Palmzondag inderdaad dienst als bezem. Het "palmen van de velden" treft men zowel bij Roomskatholieke als bij Protestantse boeren aan. De palmpaas is ook bekend in Duitsland, Zwitserland en Oostenrijk. C.C. Van de Graft beweert in 1938 zelfs dat men de palmpaas veel minder in het Katholieke zuiden van Nederland dan in het overwegend Protestantse Noorden aantreft. In België is de palmpaas onbekend, meende zij. Maar dat laatste durven wij met stelligheid tegenspreken. Hoewel de ons bekende palmpaaslopen uit Borgerhout (voor en na WO.II)mogelijk wel als een re-invented traditionte beschouwen zijn, kende ook Guido Gezelle het gebruik, dat hij al in zijn "Loquela" uit 1907 in kleurig dialect Palmesteert noemt. Het tijdschrift "Toerisme" van de VTB geeft in 1941 klare uitleg over de viering van Palmzondag te Hoogstraten met een palm. Bijzonder raak en interessant is hier de vermelding dat de Spaanse appelsien in oorlogstijd wel eens vervangen werd door een doodgewone Kempische aardappel. [9] André Ver Eist merkte nog palmpasen op in Tienen en Hoegaarden in zijn "Folkloristische Tijdspiegel voor België" uit 1962. Verder noemen de Vlaamse folkloristen Jozef Vinck en Pol Heyns ditzelfde gebruik: een haantje op een stoksken of een haantje op een spaantjen. Ook dit haantje was ruw afgewerkt uit gewoon brooddeeg en stond op een stokje, maar het had een echt pluimpje in zijn staart. Zij verbinden dit gebruik echter eerder aan de mei- of zomergraaf dan wel aan Palmzondag.

Iets meer over de diversiteit van de opsmuk
Dit Vlaamse haantje op een stoksken behoorde tot de kleinste en eenvoudigste soorten: een broodvogeltje, met een paar palmtakjes geprikt in kop en staart (of een echt pluimpje in de staart), rondgedragen op een stokje. De Meppelse haan is het grootste model: de dikke stok is circal 40 cm. hoog en de haan heeft in horizontale richting een doormeter van circa 50 cm. Ook in Alkmaar en Grouw kennen ze zulke grote (en tezelfdertijd ook brede) palmpasen. Het type palmpaas met lange stok waarop lekkernijen gestoken werden treft men aan in Noordholland, Friesland en Utrecht.
Er zijn nog andere tekens — vooral in de rijkelijk versierde soorten — die verwijzen naar voorchristelijke gebruiken: o.a. de krakelingen, die vaak de vorm hebben van een wiel of rad, dat verwant is aan het zonnerad van de Germanen. De achtvormige krakelingen, in Friesland een rouwgebak dat daar in de 20ste eeuw nog gegeten werd bij begrafenissen, zou oorspronkelijk een gebak geweest zijn uit de vastentijd. Het verband uitleggen tussen de palmpaas en de meiboom is nogal omslachtig en hier daarom te plaatsrovend, maar we kunnen afronden met de woorden van onze geciteerde schrijfster die tot volgend besluit komt: de palmpaas is een meiboom in miniatuur. Wat o.m. tot uiting komt uit de opsmuk, verwant aan die van de meiboom: slingers van rozijnen, papieren rozen, vlaggetjes in glacé papier, lekkernijen als sinaasappels of paradijsappels, vijgen, stukjes peperkoek, krentebroodjes...

De palmpaasloop
Dat onze eerstgenoemde auteur, E. Heupers, in Soest eveneens spreekt van het opsieren van en lopen met een palmpaas doet ons vermoeden dat deze auteur ook weet heeft van de oude "palmpaaslopen", maar we twijfelen sterk dat dit in 1959 nog in stoetvorm gebeurde, want hij deelt verder mee dat hij slechts enkele kinderen met een palmpaas zag lopen, waarmee hij klaarblijkelijk duidde op enkele solitaire gevallen in het straatbeeld. Toch schreven we al eerder in ons tijdschrift dat er niet alleen in Vlaanderen maar ook in Nederland, o.a. in Utrecht (vlakbij Soest!), palmprocessies bekend waren. Destijds was Jenny Guisson onze bron; zij publiceerde onder de titel "Palm, Palmzondag en de Palmpaas" in 2003 een artikel in Heemkundig Handboekje van de Antwerpse regio (het tijdschrift van Gitschotelbuurschap vzw te Borgerhout) Jg 51/1.

De gezamenlijke optocht met palmpaschen, waarbij geld of lekkers langs de huizen werd opgehaald, werd meer dan een eeuw geleden nog vrij algemeen gehouden in Nederland en kwam omstreeks 1906 o.m. nog voor in Oldebroek, Denekamp, Schiermonnikoog en in een aantal Drentse dorpjes. Behalve in Drente trok men toen niet meer huis aan huis rond. Bij zo'n palmpaasoptocht (waarvan hierbij een afbeelding genomen op palmzondag te Denekamp bij het binnengaan in de kerk) liepen de kinderen twee aan twee en droegen zo fier als een vaandeldrager de palmpaas voor zich uit. Onafgebroken werd daarbij het meest bekende palmpaasliedje (of een variatie ervan) gezongen:

Palm, palm-paschen,
Eikoerei,
Over eenenzondag,
Dan hebben wij een ei,
Eén ei is geen ei,
Twee ei is een half ei,
Drie ei is een Paaschei!

Vanwege dit zingen mochten deze optochten alleen voor of na de kerkdienst worden gehouden. In 1938 blijken de ommegangen, die in de 19e eeuw vrij algemeen voorkwamen, een zeldzaamheid te zijn. Op zijn best verenigen de kinderen zich nog buurtsgewijs in kleine groepjes, schrijft de auteur van "Palmzondag". Verenigingen en particulieren deden hun best om het gebruik in het interbellum te doen heropleven. Maar door het inrichten van wedstrijden voor de grootste en de mooiste palmpaas ontstond wedijver om de uitgeloofde prijs te behalen, wat totaal in tegenstrijd was met de familiale traditie, die er in bestond een kunstwerk te maken, waaraan het hele gezin samen de beste krachten wijdde. Evenmin brachten georganiseerde palmpaasoptochten de verwachte verbreiding van het tanende volksgebruik. Volwassenen gingen meelopen in de stoet en de talrijke gezongen palmpaasliedj es dienden plaats te maken voor fanfaremuziek in militaire pas.

Bij een volgende gelegenheid kunnen we misschien onze gegevens kwijt over de onvermoede verscheidenheid aan kinderbedelliedjes met betrekking tot het loopen met de palmpaasch.

Ondertussen kunt u uw kennis, uw ervaringen of bevindingen op dit vlak steeds kwijt op ons redactieadres. We trachten ze mee te verwerken in mogelijk weer een nieuwe aanvulling op oude paasgebruiken, volgend jaar omstreeks dezelfde periode.

VOETNOTEN:
[1] ​​​René Beyst, Palmzondag en de Palmpaas, in HKA Jg. 25/1 (maart 2005), blz. 13/17
[2] de "eerste graasde boter": de eerste boter in de lente, gemaakt nadat de koeien buiten vers gras "gegraasd" hadden, i.p.v. wintervoeder als stro, hooi of voederbiet.
[3] één gulden of f 1,00 was omstreeks de jaren zestig zowat 18,- Belgische frank waard.
[4] http://www.detafelvantine.be/?s_id=12&subid=25&detail=159.
[5] Jan Paul Spoor, Hallelujah,psalm 118, Liturgie volgens Matheus.
[7] groente: met groente wordt hier "groensel" of groene siertakken bedoeld.
[8] de auteur C.C. van de Graft verwijst hier naar: W. Mannhardt, Antike Wald- und Feldlculte aus Nordeuropaischer aerlieferung erleiutert, (Wald- und Feldkulte Bd. II, 2 Aufl. besorgt von W. Heuschkel, Berlin, 1905, 8°Kap.IV: Erntemai.
[9] In WO. I was het trouwens een tijdlang verboden meel te gebruiken voor het bakken van palmpasen wegens de rantsoenering van het brood met als gevolg het uitdelen van broodbonnen

GERAADPLEEGDE BRONNEN:
IN HOOFDZAAK (GROTENDEELS OOK DE ILLUSTRATIES) UIT:
- DR. CORNELIA CATHARINA VAN DEGRAFT,PALMZONDAG, IN DE REEKS "FOLKLORISTISCHE STUDIES", UTRECHT 1938, 88 BLZ.

DAARNAAST OOK UIT:
- E. HEUPERS, OVER KLITSAVONDEN, PAASLAMMETJES EN NOG WAT
- PAASGEBRUIKEN IN EEMLAND, IN "NEERLANDS VOLKSLEVEN" JG.IX NR.4 (BLOEIMAAND 1959), BLZ. 213/215
- JOZEF WEYNS, VOLKSHUISRAAD IN VLAANDEREN, 4 DLN., BEERZEL 1974, HERDRUK 1999
- E.H. GABR. CELIS, VOLKSKUNDIGE KALENDER VOOR HET VLAAMSE LAND, GENT 1923, HERDRUK 1990
- PROF. DR. K.C. PEETERS, EIGEN AARD, ANTWERPEN 1980 (5E UITGAVE), BLZ; 310 E.V.
- GUIDO GEZELLE, LOQUELA, AMSTERDAM 1907, BLZ. 377
- POL HEYNS, ANTIEKE KALENDERPRENTEN, DF KEURREEKSNR.34, LEUVEN 1945, BLZ. 73/92
- RENÉ BEYST, PALMZONDAG EN DE PALMPAAS, IN TS."HEEMKRING AARTSELAAR" JG. 25/1 (MAART 2005), BLZ. 13/17
- RENÉ BEYST, EEN NIEUWE BIJDRAGE OVER OUDE PAASGEBRUIKEN, INTS."HEEMKRING AARTSELAAR" JG. 20/1 (MART 2000), BLZ. 41/43
- JENNY GUISSON, PALM, PALMZONDAG EN DE PALMPAAS, IN HEEMKUNDIG HANDBOEKJE VAN DE ANTWERPSE REGIO (HET TIJDSCHRIFT VAN GITSCHOTELBUURSCHAP VZW TE BORGERHOUT) JO 51/1
- MAURITS BILCKE, FOLKLORE TE HOOGSTRATEN, IN "TOERISME", JG. 20NR.4-16/2/1941, BLZ. 116,
- ANDRÉ VER ELST, FOLKLORISTISCHE TIJDSPIEGEL VOOR BELGIË, BRUSSEL 1962, BLZ. 52
- TON DE JOODE, FOLKLORE IN HET DAGELIJKS LEVEN, ALPHEN A/D RIJN 1977, BLZ. 22
- JOZEF VINCK, EIGENAARDIGE GEBRUIKEN, GEWOONTEN EN LIEDEREN..., GENT Z.J., BLZ. 46/47
-  J.E. DE HAAS, HET PAASCHFEEST IN ONS VOLKSLEVEN, IN "TOERISTEN KAMPIOEN" VAN DE KON. NED. TOERISTENBOND ANWB, 10E JG.NR.3 VAN MAART 1947, OP BLZ. 36/37
- VOOR ENKELE GERAADPLEEGDE ENKELE INTERNET-SITES: ZIE DE VOETNOTA'S.
- MET DANK AAN WIM DE KAM, VZ. VAN DE HISTORISCHE VERENIGING SOEST EN AAN MEVR. BEIJER-STOUTENBURG

Contact

Historische Vereniging Soest/Soesterberg
Steenhoffstraat 46
3764 BM Soest




De Historische Vereniging Soest/Soesterberg heeft een ANBI-status.

Word lid

Lid worden van de Historische Vereniging Soest-Soesterberg.

Lid worden

Sponsor

Historische Vereniging Soest / Soesterberg is mede mogelijk gemaakt door:

Reto