Evert Akkerman de petroleumventer

Evert Akkerman de petroleumventer.

Bakkersfamilie Van den Oord voor hun winkel aan het Kerkpad. (1925)

Bakkersfamilie Van den Oord voor hun winkel aan het Kerkpad. (1925)

10 jarig bestaan van rijwielhandel en autoverhuur Klomp. (1935)

10 jarig bestaan van rijwielhandel en autoverhuur Klomp. (1935)

Firma A. Benning aan de F.C. Kuyperstraat.

Firma A. Benning aan de F.C. Kuyperstraat.

Wandel- en Rijwielkaart. (1938)

Wandel- en rijwielkaart. (1938)

Valkenet, smidse, winkel in haarden en kachels

Valkenet, smidse, winkel in haarden en kachels 1935

Patatautomaat Koninginnelaan

Patatautomaat Koninginnelaan jaren '60

Noodsupermarkt Overhees

Noodsupermarkt Overhees 1976

Bevrijdingsoptocht 1955

Bevrijdingsoptocht 1955; wagen Gymnastiekvereniging Olympia

Menu

Kamp van Zeist; toevluchtsoord voor vluchtelingen

Jan van Steendelaar

Voor de jaarlijkse algemene ledenvergadering van onze vereniging had het bestuur ditmaal voor Soesterberg gekozen. De belangstellenden in de goed gevulde Vredekerk luisterden na het huishoudelijk gedeelte naar een boeiende lezing door mevrouw Evelyn de Roodt uit Rotterdam. Zij is de schrijfster van het boek 'Oorlogsgasten, over vluchtelingen en krijgsgevangenen in Nederland in de Eerste Wereldoorlog'. Haar lezing was toegespitst op de opvang in de gemeente Soest. In Soesterberg, in het Kamp van Zeist, werden zo'n 13.000 vluchtelingen gehuisvest. Jan van Steendelaar was een van de geboeide toehoorders. Hij maakte notities van de lezing en gebruikte die voor het volgende artikel.

De discussies over het asielzoekersbeleid en het nemen van gepaste maatregelen om de stroom buitenlanders naar ons land in te perken, zijn niet nieuw. Netals nu was er ook tijdens de Eerste Wereldoorlog van 1914-1918 sprake van onvrede over het vreemdelingenbeleid. De stroom vluchtelingen, vooral Belgische, was zo groot dat de bevolking begon te morren. Dit leidde ertoe dat nog voor het eind van de oorlog de Vreemdelingenwet zodanig werd aangepast dat voortaan sprake was van een restrictiever vreemdelingenbeleid, een ontwikkeling die zich in feite tot op de dag van vandaag heeft voortgezet.

Omdat ons land neutraal was, werd het al in de eerste dagen na het uitbreken van de oorlog met een ongekende stroom buitenlanders geconfronteerd. Nederland was daar absoluut niet op voorbereid. Niet qua huisvestingsmogelijkheden en ook niet wat betreft de regelgeving. Daar kwam bij dat de buitenlanders van verschillende nationaliteiten allemaal een eigen status hadden en daarom verschillend moesten worden behandeld. Niet minder dan vier departementen (ministeries) hielden zich met het vraagstuk bezig: Oorlog, Justitie, Binnenlandse Zaken en Buitenlandse Zaken.

Er kwamen veel buitenlanders naar ons land en dit had zo'n impact op de eigen bevolking, dat in de loop van vijf jaren oorlog het draagvlak in de samenleving verminderde voor de opvang van vluchtelingen, zo'n 1,3 miljoen op een bevolking van in totaal 6 miljoen. Naarmate de oorlog vorderde, merkte men steeds meer de gevolgen ervan. Het lag voor de hand dat men z'n frustraties ging afreageren op onderdanen van landen waar men in welke vorm dan ook zoveel last van had. Kwaad bloed zette vooral het feit dat vluchtelingen een hogere uitkering kregen dan een Nederlandse werkloze.

Nederland was dus een toevluchtsoord voor vluchtelingen. Ook de gemeente Soest kreeg ermee te maken na het Duitse beleg van Antwerpen in september 1914. Nederland had toen al gekozen voor een humanitaire opstelling ten opzichte van vluchtelingen. In de Troonrede van 15 september 1914 zei koningin Wilhelmina onder meer: 'Diep begaan met het lot van alle volken die in den krijg zijn meegesleept, draagt Nederland gewillig de buitengewone lasten die het worden opgelegd en ontvangt met open armen alle ongelukkigen die binnen zijn grenzen een toevlucht zoeken.'

In oktober 1914 brak de oorlog uit. Vooral België kreeg het zwaar te verduren. Antwerpen liep leeg en leek op een spookstad. Slechts 10.000 van de 400.000 inwoners waren er achtergebleven. In heel België was sprake van een gigantische uittocht. In totaal kwamen ruim een miljoen Belgen naar Nederland. Ze hadden vaak niet meer bij zich dan hun kostbaarheden en enig draagbaar huisraad. Ze konden zonder problemen de grens over. Nederland kende weliswaar sinds 1849 een Vreemdelingenwet, maar de controle op de naleving hiervan was onmogelijk.
Al enkele dagen later, na de capitulatie van de stad, deed het Antwerpse gemeentebestuur een oproep aan de burgervluchtelingen om terug te keren. Het Nederlandse ministerie van Binnenlandse Zaken deed een duit in het zakje door bij de gemeenten aan te dringen op het hanteren van zachte drang. Ook het gemeentebestuur van Soest spande zich in om de Belgen naar hun vaderland terug te sturen, zij het dat er nooit sprake was van enige dwang, hooguit van 'redelijke druk'. In Soest zelf bleven nog slechts 159 vluchtelingen over.
Inmiddels was op een deel van het terrein van het Geniekamp (waar tot voor kort het Scottish Court gevestigd was, nu aangewezen als gevangenis voor bolletjesslikkers) een begin gemaakt met de bouw van een vluchtelingenopvang op Kamp van Zeist. Dit was één van de acht grote kampen, elk voor 10.000 tot 15.000 mensen, waar Belgische militairen werden geïnterneerd. Het had een oppervlakte van 25 ha. en bestond uit drie delen; twee grote interneringskampen die met elkaar verbonden waren door een met prikkeldraad afgezette gang, en een kleiner kamp voor de Nederlandse bewakingsmilitairen. Voor de aanleg van het barakkenkamp werd het hout aangevoerd naar (het speciaal daarvoor uitgebreide) station Huis ter Heide. Daar werd het overgeladen in goederenwagons die via het militaire smalspoorlijntje het kamp bereikten.
Na dag en nacht doorwerken was na drie weken het eerste kamp zover gereed dat de eerste Belgische militairen uit Amersfoort overgebracht kon worden naar het Kamp van Zeist. Voor het eind van 1914 verhuisden alle Belgen uit Amersfoort erheen.
Het Kamp van Zeist waar de vluchtelingen gehuisvest werden, bestond uit lange rijen slaapbarakken en verder alle mogelijke voorzieningen, zoals een recreatieruimte, een badinrichting, een sanitaire vleugel, twee kerken, waaronder een rooms-katholieke met aparte biechtkamertjes, en winkeltjes. Die werden gerund door middenstanders uit de wijde omgeving. Tot zover leek het allemaal in orde.
Toch was het leven er op z'n zachtst gezegd onaangenaam. De omstandigheden waren primitief. Hoewel er een aparte vleugel was, was er een schrijnend tekort aan sanitaire voorzieningen. Er was geen riolering. Daarom werden er putten gegraven, waarin de kampbewoners niet alleen hun behoefte deden, maar ook hun vuil in deponeerden. Er hing dan ook een verschrikkelijke stank in het kamp.

Ongedierte
De strozakken waarop de militairen op houten britsen sliepen, wemelden van de vlooien en de luizen. De enige remedie daartegen was af en toe het stro verbranden. Ook krioelde het er van de ratten. De geïnterneerden konden hun soldij aanvullen door ze te vangen, want dat leverde 2,5 cent per rat op. Soms echter woog de behoefte aan een stukje vlees zwaarder en werd een rat ogenblikkelijk geslacht, bereid en opgegeten.

De geïnterneerde militairen hadden niets om handen. Ze gingen elkaar op de zenuwen werken. Velen vluchtten in de drank. Er groeide een geest van lijdelijk verzet en rebellie. Dit zou leiden tot een opstand in december 1914. Aanleiding hiertoe was de opsluiten van drie geïnterneerden die hadden geprobeerd in burgerkleding het kamp te ontvluchten. De kampbevolking eiste hun vrijlating. In wat er toen gebeurde, ontlaadde zich alle opgekropte agressie. De Belgen gingen met stenen gooien en de Nederlandse bewakers richtten hun geweren op de opstandelingen. Het resultaat: acht doden en achttien gewonden. Het kamp was in een diepe rouw gedompeld. In heel Nederland was de verslagenheid groot. Hoe had zoiets kunnen gebeuren?
De minister van Oorlog, Bosboom, liet een onderzoek instellen en kwam in januari 1915 met een rapport. De conclusie was dat de Nederlandse kampleiding geen enkele blaam trof. 'Hoe kan het anders, hoe herkenbaar', zei mevrouw De Roodt. Hoewel het rapport in de pers nogal wat kritiek kreeg, ging het parlement akkoord met de conclusies. Maar de opstand was toch niet helemaal voor niets geweest. Hij markeerde een duidelijke verandering in het Nederlandse interneringsbeleid. Voor de opstand werd het voldoende geacht de geïnterneerde militairen een dak boven hun hoofd en te eten te geven. Maar na de opstand kreeg men meer oog voor hun welzijn. Dit leidde tot enkele ingrijpende maatregelen.

Er kwamen onderwijsmogelijkheden voor analfabete Belgen. Verder werden er werkscholen opgericht waar Belgen een vak konden leren. De ontspanningmogelijkheden werden uitgebreid, bezoekregelingen verruimd, maar de belangrijkste maatregel was dat in april 1915 de geïnterneerden buiten het kamp mochten gaan werken.

Gezinsdorpen

In de loop van de oorlog werden gezinsherenigingen steeds vaker toegestaan. Daardoor kwamen rondom het Kamp van Zeist steeds meer familieleden van de geïnterneerde militairen te wonen. In de loop van 1915 waren het er al duizenden. Een jaar later was er sprake van een grote verandering toen er gezinsdorpen voor de Belgen werden gebouwd. In de omgeving van het Kamp van Zeist kwamen drie gezinsdorpen, in de omgeving van de Vlasakkers Elisabethdorp, Nieuwdorp en aan de Amersfoortsestraat Albertsdorp (nu De Meijerij). Aanvankelijk woonden er alleen de vrouwen en de kinderen van de Belgen, later mochten de militairen zich bij het gezin voegen. Omdat de Belgen uit heel Nederland familie en kennissen zochten die bij elkaar bleven als ze elkaar gevonden hadden, waren er op een gegeven moment in de omgeving van Amersfoort en Soest 25.000 Belgen. Amersfoort werd dan ook de Belgenhoofdstad van Nederland genoemd.
Niet iedereen was blij met de aanwezigheid van de Belgen. De huren stegen door de toenemende vraag naar woonruimte. De armere gezinnen werden er dedupe van. Het kwam zelfs voor dat grote gezinnen zonder pardon uit huis werden gezet om plaats te maken voor beter betalende Belgen. Dat zette veel kwaad bloed. Er kwam bij dat veel Nederlanders bang waren hun baan te verliezen aan Belgen, want die waren bereid harder te werken voor minder geld. Het verblijf in het Kamp van Zeist van degenen die om welke reden ook niet in een gezinsdorp terecht konden, was vrij uitzichtloos. Velen van hen leden dan ook aan depressies en psychosomatische aandoeningen. In een enkel geval leidden die zelfs tot zelfmoord. Kortom, het gedrag van veel geïnterneerden leidde ertoe dat men in het Kamp van Zeist grote problemen had om de orde te bewaren. Dat deed men bijvoorbeeld door het intrekken van gunsten, inhouding van soldij of zelfs opsluiting. Wie zich helemaal niet wist te gedragen, werd overgeplaatst naar een militair strafkamp in Vlissingen. Daar probeerde men onder meer door lange dagmarsen het gedrag te verbeteren. Het haalde nauwelijks iets uit.

'De plaag van Zeist'

In de loop van de oorlog slaagden steeds meer Belgen erin een bestaan in Nederland op te bouwen. Het Kamp van Zeist kwam voor de helft leeg, evenals het kamp Harderwijk. Daarom besloot de minister nog maar één kamp open te houden. Het gerucht dat de militairen uit Harderwijk naar het Kamp van Zeist overgebracht zouden worden, leidde tot grote commotie, want dit kamp stond erg slecht bekend. De Belgen in Harderwijk vreesden er erg op achteruit te gaan. 'Voor de plaag van Zeist bewaar ons Heer' stond er als kop boven een artikel in de kampkrant van Harderwijk. De minister koos uiteindelijk eieren voor z'n geld en besliste dat de militairen uit Zeist naar Harderwijk zouden verhuizen. Dat gebeurde in september 1918. De gezinsdorpen bleven bestaan tot december van dat jaar, toen de bewoners gerepatrieerd werden.

Inmiddels waren de leefomstandigheden voor de Nederlanders steeds verder verslechterd. Vooral de voedselvoorziening werd steeds nijpender. Bovendien kwamen er nog steeds nieuwe vluchtelingen naar Nederland, onder wie 40.000 Fransen. Daardoor verminderde het draagvlak voor opvang van vluchtelingen in de samenleving. De rek was er een beetje uit bij de Nederlanders. De Fransen waren dan ook duidelijk minder welkom dan in het begin van de oorlog de Belgen. De hulp aan de Fransen beperkte zich dan ook tot een humanitair minimum.

In Franse pers

Omdat het Kamp van Zeist inmiddels leeg stond, namen de Fransen er in oktober 1918 hun intrek. Dat leverde veel problemen op. Door de leegstand was het kamp verpauperd. De Fransen schrokken zich een ongeluk toen ze zagen waar ze terecht waren gekomen na al de jaren van ellende in eigen land. Ze klaagden dan ook over de slechte behandeling. De omstandigheden waarin ze verkeerden haalden zelfs de Franse pers. Die sprak er schande van dat de Fransen in Nederland zo behandeld werden. Ook het hoge sterftecijfer onder hen werd aan de orde gesteld. De Nederlandse Gezondheidsraad kwam bij onderzoek tot de conclusie dat het sterftecijfer inderdaad hoog was, maar dat lag voor een deel aan de verzwakte Fransen zelf, kortom: niets aan te doen!

Direct na de wapenstilstand op 11 november 1918 kwamen er weer andere vluchtelingen in het Kamp van Zeist terecht. Tienduizenden geallieerde krijgsgevangen uit Duitsland moesten via Nederland naar huis terug. De transportmogelijkheden in ons land waren daarvoor onvoldoende. Daarom moesten zij tijdelijk worden opgevangen; dat gebeurde ook in het Kamp van Zeist. De situatie in de barakken was slechter dan ooit. De gebouwtjes verkeerden zo langzamerhand in vervallen staat en de bewoners liepen haveloos in het kamp rond. Ze hadden bijna geen kleren meer aan hun lijf en zaten onder de schurft en ongedierte. Ze hadden het ook verschrikkelijk koud in de winter van 1918. De barakken werden nog verder gesloopt om van het hout vuurtjes te stoken om het nog een beetje warm te krijgen. Sommige krijgsgevangenen bleven er maar een paar dagen, maar er waren er ook die enkele weken moesten blijven.

Het was voor de autoriteiten ondoenlijk om uit te zoeken wie verantwoordelijk was voor de vernielingen. Langzamerhand werd de situatie zo zorgelijk, dat er nog maar één oplossing was: de bewoners zo snel mogelijk te laten vertrekken. Tot opluchting van iedereen vertrokken de laatste bewoners, de Fransen, eind februari 1919. Toen kon het kamp eindelijk worden opgedoekt. De enorme stroom vluchtelingen in de Eerste Wereldoorlog zorgde toen voor enorme problemen, zowel voor de regering als voor de bevolking. De omgeving van Soest nam hierin een speciale plaats in door de aanwezigheid van het Kamp van Zeist en de gezinsdorpen op de Vlasakkers en langs de Amersfoortsestraat.

Wat betreft de opvang van de vluchtelingen in Soest en omgeving kan gezegd worden dat die niet noemenswaardig afweek van de rest van Nederland. De gastvrijheid en het enthousiasme van de inwoners verminderden weliswaar in de loop van de tijd, maar er was nooit sprake van grootscheepse protesten of rellen van de bevolking. Het was net alsof de mensen vonden dat er een prijs betaald moest worden voor de toch wel redelijk comfortabele positie van Nederland door zijn neutraliteit in de oorlog. De Eerste Wereldoorlog markeert wel het einde van een tijdperk. Het tijdperk waarin nagenoeg alle vluchtelingen, ook de economische, werden toegelaten. Nog tijdens de oorlog, in juni 1918, kwam er een nieuwe Vreemdelingenwet tot stand, waarin het beleid verder werd aangescherpt. Nu in Nederland opnieuw sprake is van een grote toestroom buitenlanders, is opnieuw sprake van aanscherping van het vluchtelingenbeleid. Actueler kon de lezing van Evelyn de Roodt bijna niet zijn!

Contact

Historische Vereniging Soest/Soesterberg
Steenhoffstraat 46
3764 BM Soest




De Historische Vereniging Soest/Soesterberg heeft een ANBI-status.

Word lid

Lid worden van de Historische Vereniging Soest-Soesterberg.

Lid worden

Sponsor

Historische Vereniging Soest / Soesterberg is mede mogelijk gemaakt door:

Reto