Evert Akkerman de petroleumventer

Evert Akkerman de petroleumventer.

Bakkersfamilie Van den Oord voor hun winkel aan het Kerkpad. (1925)

Bakkersfamilie Van den Oord voor hun winkel aan het Kerkpad. (1925)

10 jarig bestaan van rijwielhandel en autoverhuur Klomp. (1935)

10 jarig bestaan van rijwielhandel en autoverhuur Klomp. (1935)

Firma A. Benning aan de F.C. Kuyperstraat.

Firma A. Benning aan de F.C. Kuyperstraat.

Wandel- en Rijwielkaart. (1938)

Wandel- en rijwielkaart. (1938)

Valkenet, smidse, winkel in haarden en kachels

Valkenet, smidse, winkel in haarden en kachels 1935

Patatautomaat Koninginnelaan

Patatautomaat Koninginnelaan jaren '60

Noodsupermarkt Overhees

Noodsupermarkt Overhees 1976

Bevrijdingsoptocht 1955

Bevrijdingsoptocht 1955; wagen Gymnastiekvereniging Olympia

Menu

P.M. de la Court, burgemeester (1869-1872) Jhr. F.W.H.P.J. Martini van Geffen, burgemeester (1872-1881)

W.P. de Kam

Na het ontslag wegens ziekte en het overlijden van burgemeester Pieter Gallenkamp Pels in de eerste maanden van 1869, toog de toenmalige commissaris der koningin in Utrecht (Jhr. Van Doorn) vaardig aan het werk om in de opvolging te voorzien. Op 25 maart 1869 deed hij een voordracht aan de minister van binnenlandse zaken van twee kandidaten, waarvan de nr.1 was de 27 jarige burgemeester van Langbroek en Cothen, de heer van Bommel en de nr.2 Jhr. Strick van Linschoten, kandidaat-notaris en wethouder te Maarssen.
Op 27 maart 1 869 schreef de minister aan de commissaris der koningin dat het hem was opgevallen dat de commissaris in zijn voordracht op geen enkele wijze was ingegaan op de kandidaat die uitdrukkelijk onder zijn aandacht was gebracht en die de voorkeur had van Z.K.H. Prins Hendrik (een broer van koning Willem III).

Die kandidaat was P.M. de la Court te Baarn. De commissaris der koningin bood zijn verontschuldigingen aan met de opmerking dat het hem inderdaad was ontgaan dat voor die kandidaat extra aandacht was gevraagd. Het is echter niet waarschijnlijk dat die laatste opmerking op waarheid berustte. Immers bij brief van 18 februari 1869 had een aantal Soester notabelen, waaronder de bekende 19e eeuwse predikant en 'geschiedschrijver', ds. J. Bos, uitdrukkelijk de aandacht gevraagd voor de kandidatuur van P.M. de La Court. In een opmerkelijke brief werd gepleit voor de benoeming van een burgemeester van protestantse huize ook al was de meerderheid van de bevolking rooms-katholiek.
De commissaris handhaafde zijn eerder aan de minister gedane voor dracht. Zijns inziens was de la Court op zichzelf geschikt voor het ambt van burgemeester maar waren er bezwaren om hem dicht bij zijn huidige woonplaats te benoemen. Om dezelfde reden had een eerdere benoeming tot burgemeester van Baarn niet plaatsgevonden.
De minister week (waarschijnlijk onder invloed van de Koning, of meer waarschijnlijk nog van Prins Hendrik) af van de aanbeveling en benoemde de la Court tot de nieuwe burgemeester van Soest.
Pieter Maria de la Court was geboren op 26 februari 1816 te Ubbergen. Hij was gehuwd met Jkvr. Henriette Maria Ram, een telg uit een bekend Utrechts regentengeslacht. Haar broer was de stichter van het landgoed De Paltz. Het burgemeestersechtpaar vestigde zich na de benoeming in het pand aan Het Lange Eind nr.50, gemaand Vredelust. Het is niet precies bekend waar dit pand heeft gestaan. Vermoedelijk in de directe omgeving van de huidige Korte Brinkweg/van Weedestraat.

Anders dan bij zijn voorganger was de secretarie niet meer gehuisvest bij de burgemeester aan huis. Hij combineerde het ambt van burgemeester ook niet met dat van secretaris. Vrij snel na zijn benoeming werd een gemeentesecretaris benoemd, de heer D.A. Rutgers. Voor zover de la Court daarin de hand heeft gehad is, zoals later nog zal blijken, dit geen gelukkige hand geweest. Bijzonderheden over de ambtsperiode van de la Court zijn niet bekend. Die ambtsperiode heeft dan ook maar kort geduurd, want op 22 september 1872 overleed hij.

Jhr. Martini van Geffen.

Na het overlijden van P.M. de La Court werd weer volop gelobbyd met het oog op de vervulling van de burgemeestersvacature. Tot de sollicitanten behoorden wethouder Kloosters. Hij werd gesteund door de leden van de raad en talrijke ingezetenen. De commissaris der koningin was echter gewaarschuwd. De minister van binnenlandse zaken had hem bericht dat Zijne Majesteit Koning Willem I raadpleging van zijn broer Prins Hendrik wenselijk achtte alvorens er een aanbeveling zou worden gedaan, zulks gelet op diens bijzondere belangstelling voor en betrokkenheid bij Soest. De commissaris is dan ook op audiëntie gegaan bij Prins Hendrik op het paleis Soestdijk.

Prins Hendrik heeft in dat gesprek niet de naam van een persoon genoemd waar zijn specifieke voorkeur naar uitging. Wel bevinden zich in het archief van het kabinet van de commissaris verschillende brieven van de adjudant van Prins Hendrik waarbij een kandidaat onder de aandacht van de commissaris werd gebracht. Het is duidelijk dat verschillende kandidaten zich ook rechtstreeks tot Prins Hendrik hadden gewend teneinde steun voor hun kandidatuur te verkrijgen.
De commissaris meende, blijkens zijn brief aan de minister, dat de kandidaat die hij aanbeval alleszins de instemming van Prins Hendrik zou kunnen krijgen. Die kandidaat was Jhr. Frans Willem Hendrik Pieter Jan Martini van Geffen te Vught. Blijkens de ingewonnen inlichtingen bij de commissaris der koningin in Brabant was hij afkomstig uit een achtenswaardige familie in Brabant. Hij was scheepskapitein ter koopvaardij geweest en administrateur van een landelijke onderneming op Java.
De minister en de Koning volgden de aanbeveling en bij K.B. van 8 november 1872 werd jr. Martini van Geffen benoemd tot de nieuwe burgemeester van Soest.

Bij zijn aantreden maakte wethouder Kloosters zich tolk van de gevoelens van de raad toen hij opmerkte dat men liever iemand anders had gezien. De burgemeester toonde begrip voor die reactie met verwijzing naar het spreekwoord "Onbekend maakt onbemind". De start was niet gemakkelijk.. In één van de eerste raadsvergaderingen onder leiding van de nieuw benoemde burgemeester wilde men in een geheime stemming beslissen over een verzoek om subsidie van het Weerbaarheidskorps Prins Hendrik, afdeling Soest. Ondanks de waarschuwing van de burgemeester dat een geheime stemming volgens de gemeentewet voor een beslissing over dit soort zaken verboden was zette de raad zijn zin toch door. Blijkbaar is de burgemeester er na de raadsvergadering wel in geslaagd om de raadsleden te overtuigen van zijn gelijk. Binnen een week kwam de raad opnieuw bijeen en nam het besluit om de eerder genomen beslissing in te trekken en later op een ordentelijke wijze alsnog een besluit te nemen over het subsidieverzoek.

In het eerste jaar van zijn ambtsperiode deed zich ook nog een ander conflict voor. Wethouder Kloosters stelde voor om een vergoeding van f. 100,— per jaar die de secretaris op grond van een oud besluit genoot naast zijn wedde in te trekken omdat die toelage destijds aan de burgemeester in 1854 (de toenmalige burgemeester Gallenkamp Pels was tevens secretaris) was toegekend teneinde daarvoor een ambtenaar aan te stellen. Of het uit solidariteit is geweest met de secretaris is niet duidelijk, maar in de volgende raadsvergadering vroeg en kreeg de burgemeester ontslag als ambtenaar van de burgerlijke stand.

Op voorstel van wethouder Kloosters werd onmiddellijk gestemd over de benoeming van een raadslid tot ambtenaar van de burgerlijke stand. Het benoemde raadslid nam na enige bedenktijd de benoeming niet aan. Toen ook in daarna volgende stemmingen raadsleden die werden gekozen hun benoeming niet aannamen kwam Martini van Geffen met een compromis. Hij toonde zich bereid om zich opnieuw tot ambtenaar van de burgerlijke stand te laten benoemen als de vergoeding van f. 100, - voor de secretaris in stand bleef. Veel plezier heeft de burgemeester aan zijn gemeentesecretaris niet beleefd. Tijdens de raadsvergadering van 30 juli 1874 brachten de raadsleden ter sprake de afwezigheid van de secretaris zonder enige kennisgeving, "terwijl zelfs diens echtgenote staande de vergadering den burgemeester om inlichtingen vraagt".
Al spoedig daarna bleek wat er aan de hand was. De secretaris werd verdacht van verduistering van brieven en geld en was gearresteerd.
Met ingang van 15 augustus 1874 werd hij ontslagen. Tot zijn opvolger werd bij raadsbesluit van 24 september 1874 benoemd de heer J.K.M. Meisma uit Meppel, hoewel de burgemeester de voorkeur had voor een andere kandidaat.

Hoewel de start moeilijk was komt burgemeester Martin: van Geffen uit de archiefstukken naar voren als een kundig bestuurder, die de waardering van de raad en burgers wist te winnen. Belangrijke beslissingen die in zijn periode zijn genomen betroffen de verbetering van de rijksstraatweg tussen Soest en Soesterberg en de omnivervoersdienst tussen Baarn en Soest.
In de raadsvergadering van 14 november 1878 werd stilgestaan bij de herbenoeming van Jhr.Martini van Geffen bij K.B. van 1 november 1878. Blijkens de notulen wenste wethouder Kloosters "in warme bewoordingen namens de raad den herbenoemden burgemeester geluk met dit blijk van 's Konings vertrouwen en verklaart dat de leden van den Gemeenteraad als vertegenwoordigende de Burgerij en ook spreker zelve gaarne geacht worden dat vertrouwen te deelen; reden waarom spreker zich deze welkome gelegenheid benut daarvan openlijk blijk te geven en hierbij de hoop uitspreekt dat Jhr. Martini van Geffen in dien betrekking nog vele jaren zijn tot dusverre betoonden ijver en krachten mogen blijven wijden aan de belangen van Soest en haar ingezetenen ".

Van het vertrouwen in de burgemeester bleek ook tijdens de behandeling van een verzoek van de burgemeester om zich te mogen vestigen buiten de gemeente Soest en wel in Baarn (op de grens met Soest). In de positieve raadsbeslissing staat vermeld dat de burgemeester zovele blijken van goede zorg in de uitoefening van zijn ambtsbezigheden heeft gegeven dat er voldoende waarborgen waren voor voortzetting daarvan ook bij het woonachtig zijn buiten de gemeente. De aanleiding voor het verzoek van de burgemeester was gelegen in de gedwongen ontruiming vóór 1 mei 1879 van het pand Vredelust (Lange Eind nr.50) dat hij had betrokken na het overlijden van zijn voorganger de la Court. Hij wilde graag dicht bij het gemeentehuis blijven wonen maar slaagde er niet in om in Soestdijk iets geschikts te vinden. In zijn verzoek aan de Koning om toestemming om in Baarn (net buiten de grens met Soest) te mogen wonen, staat de volgende opvallende passage: "het adressant uit overwegingen, zowel van het belang der gemeente, als van het ongerief voor de meerderheid der ingezetenen hiermede gespaard, heeft afgezien van het denkbeeld om zich met der woon te vestigen in het buurtschap Soesterberg, gelegen op 8 à 9 kilometer van het gemeentehuis".
Bij Koninklijk Besluit van 20 januari 1881 werd Jhr. Martini van Geffen benoemd tot burgemeester van de gemeente Sloten in Noord-Holland een eervol ontslag verleend als burgemeester van Soest. Bij zijn vertrek werden opnieuw vele lovende woorden gesproken.
Jr. Martini van Geffen heeft ongetwijfeld waargemaakt wat de commissaris der koningin vóór zijn benoeming verwachtte, namelijk dat hij de instemming zou verwerven van prins Hendrik. Tot slot van dit artikel wil ik nog even stilstaan bij diens betrokkenheid bij Soest en omgekeerd. In het onlangs verschenen boek "Paleis Soestdijk en zijn bewoners" van J.W. Steendelaar wordt er op gewezen dat na het overlijden van koningin-moeder Anna Paulowna in 1865 haar zoon prins Hendrik beschermheer werd van de Commissie voor Weldadigheid (blz. 15 e.v. van het boek).

Ook in ander opzicht komt uit de archiefstukken een beeld naar boven dat prins Hendrik (de broer van koning Willem I) de belangen van Soest zeer ter harte gingen. In de raadsvergadering van 13 juni 1878 werd hij uitvoerig bedankt voor zijn financiële bijdrage aan de verbetering van de weg tussen Soest en Soesterberg.

Toen prins Hendrik in augustus 1878 trouwde met een Pruisische prinses, kreeg hij als huldeblijk van Soest en Baarn samen een zilveren theeservies waarvan de kosten bedroeg f. 2.600,-- (zo waar geen gering bedrag voor die tijd). Bij zijn overlijden in januari 1879 werd een uitvoerig rouwbeklag gezonden naar zijn weduwe waarin de droefheid van alle ingezetenen werd vertolkt. Een passage uit dit rouwbeklag duidt op zijn dagen van weldadigheid: "Moge Mevrouw, de gedachte dat onze Hooggeschatte Weldoener en Edele menschenvriend, de Kroon des Eeuwigen levens is weggelegd. Uwe Koninklijke Hoogheid tot eenige troost in deze diepe smart strekken".

BRONNEN:
ARCHIEF VAN HET KABINET VAN DE COMMISSARIS DER KONINGIN UTRECHT EN
ARCHIEF VAN DE GEMEENTE SOEST.

Contact

Historische Vereniging Soest/Soesterberg
Steenhoffstraat 46
3764 BM Soest




De Historische Vereniging Soest/Soesterberg heeft een ANBI-status.

Word lid

Lid worden van de Historische Vereniging Soest-Soesterberg.

Lid worden

Sponsor

Historische Vereniging Soest / Soesterberg is mede mogelijk gemaakt door:

Reto