De zanderige en droge gronden van de Veluwe, en in het bijzonder die van de Utrechts Heuvelrug, waren uitstekend geschikt als militair oefenterrein. Soesterberg ligt midden in die omgeving met een rijk, historisch militair verleden. Het dankt zijn ontwikkeling in de tweede helft van de 19e eeuw voor een deel aan de komst van de militairen.
De militaire interesse voor de Heuvelrug betekende, na de aanleg van de buitenplaatsen, de tweede nieuwe functie voor dit woeste gebied. Weliswaar hebben voor 1800 al militairen op de heide bij Zeist gekampeerd, maar dat betrof bijzondere omstandigheden, want in 1629 werden er al troepen gelegerd om te strijden tegen de Spaanse bezetters. En dat deden zij met succes: in augustus van dat jaar werd Amersfoort op de Spanjaarden heroverd. Ook in het Rampjaar 1672 werd een deel van de heide gebruikt voor een kampement van gemobiliseerde soldaten. Helaas konden die niet voorkomen dat Amersfoort door de Fransen werd bezet. De Fransen rukten vanuit het oosten op naar Amsterdam, maar zij stuitten op de Hollandse waterlinie. In september 1787 verzamelden zich weer een troepenmacht op de Leusderheide. Het ging om 3.500 man prinsgezinden, onder leiding van stadhouder Willem V, in afwachting van de oprukkende Pruisen. Nabij Zeist sloeg het prinsgezinde leger een kamp op, ongeveer anderhalve kilometer ten noordwesten van de dorpskern. Daarna kwamen er op verschillende plaatsen nog meer militaire kampen op de heide tussen Amersfoort en Zeist, met Soesterberg als middelpunt.
In de Franse tijd (1795-1813) werd er nabij Soesterberg een groot militair kamp ingericht. Generaal De Marmont koos in het voorjaar van 1804 de grote kale heidevlakte tussen Zeist en Woudenberg, het achterland van Soesterberg, als ideale plek. Het was er droog en schoon, en proefboringen lieten zien dat er al op twaalf meter diep prima drinkwater was. In het Camp d’ Utrecht werden eerst 3000 à 4000 man gelegerd, later het dubbele aantal en uiteindelijk werden er 18.000 militairen gehuisvest, de helft van het totale leger, en 3.000 paarden. In 1804 kocht De Marmont Henschoten, en liet op het westelijke deel de Marmontberg bouwen, later de “Pyramide van Austerlitz” genaamd.
Het jaar daarop kocht hij land ten zuiden van het kamp en stichtte hierop een gemeenschap, die hij aanvankelijk Napoleon noemde en na 2 december 1805 herdoopte in Austerlitz. De Amersfoortschestraat, toen nog een zandweg, was voor de Fransen van militair belang voor het verplaatsen van manschappen en materieel en werd daarom in 1808 bestraat: vanaf dat moment heet hij de Amersfoortschestraatweg.
Waterputten waren op de heide noodzakelijk om te kunnen leven en overleven, zowel voor de vaste bewoners als voor de militaire manschappen met hun paarden. Er is nog een bekende grote waterput vlakbij Soesterberg, de Kozakkenput. Het ontstaan van deze waterput wordt nog al eens toegeschreven aan de Franse tijd, maar dat is een misvatting. De naam Kozakkenput ontstaat pas na het vertrek van de Franse troepen in 1813 en de komst van de troepen van koning Willem l. De Kozakken waren een onderdeel van dat leger. Het Camp d’ Utrecht was wellicht door de Franse troepen niet zo schoon achter gelaten, want de Kozakken sloegen hun bivak iets verder op en sloegen daar een grote waterput voor hun paarden, die sinds die tijd de Kozakkenput wordt genoemd. In de Franse tijd werd er ook een kortere postroute in gebruik genomen, in Soesterberg Postweg genaamd, en in Austerlitz nog steeds de Oude Postweg. Dat was een zandweg, die na het vertrek van de Fransen zijn betekenis verloor. Het verhaal dat het in 1850 gebouwde Huis ten Halve in Soesterberg een pleisterplaats was voor de postkoetsen tussen Amsterdam en Arnhem is een mythe.
Van andere heidegebieden is ook bekend dat er tot het einde van de 19e eeuw uit zoden en plaggen kleine huisjes en hutten werden opgebouwd. Deze hutten staan tevens symbool voor de periode van grote armoede die er in de beginjaren op Den Bergh is geweest. Een dergelijk bouwsel bestond meestal uit houten planken, waarvan de kieren werden dicht gestopt met allerlei voorhanden zijnde materialen zoals mos. Het dak was gefabriceerd van afgestoken heideplaggen.
De nok werd gevormd door plaggen van bosbessenstruiken.
Een dergelijke hut bestond vaak uit één ruimte voor man, vrouw en de vaak vele kinderen. Soms diende de ruimte ook voor de geit. Er werd op sprokkelhout gestookt, zonder schoorsteen, een rookgat in de punt van het dak. Geen ramen, alleen een deur, dus een donkere en zwarte ongezonde ruimte. De hygiëne was veelal ver te zoeken. De gezondheidstoestand was in die jaren slecht, de kindersterfte hoog en de algemene levensverwachting laag. Deze plaggenhutten hebben ook in Soesterberg gestaan. Helaas zijn daar geen afbeeldingen van bewaard gebleven. Wel een voorbeeld van een soortgelijke keuterboerderij op de Drentsche Heide.
Direct na het vertrek van de Fransen in 1813 begon koning Willem l met het opbouwen van een nieuw leger. Het Utrechtse Heuvelgebied kreeg daarmee zijn militaire functie al snel weer terug. Op de heide bij Zeist werd in 1818 een groot terrein ingericht voor het houden van grote oefeningen, naar het voorbeeld van het Franse Camp d’ Utrecht. Het was geen permanent kamp, maar een terrein dat alleen in de zomer werd gebruikt voor oefeningen. Wel met een vaste infrastructuur rond waterputten waar dan een groot tentenkampement werd opgezet. Het Kamp bij Zeist lag hoofdzakelijk op grondgebied van Soesterberg, nu aangeduid als het Oude Kamp bij het Zeisterspoor. De aanwezigheid van de grote hoeveelheden militairen, de toestromende drommen publiek, zijn zeker van invloed geweest op de ontwikkeling van Soesterberg. Hoogtepunt was het jaarlijkse defilé bij het bezoek van de koning en de viering van zijn verjaardag.
De kermisachtige toestanden rond deze oefeningen namen echter in de loop van de 19e eeuw af. Het nieuwe Kamp van Zeist kreeg een meer permanent karakter en kwam direct tegen het dorp Soesterberg aan te liggen, deels op Soesterbergs grondgebied, deels op dat van Zeist, terwijl een deel van oefenterrein zich uitstrekte tot Amersfoort en Leusden. Met de ingang aan de Kampweg, in die tijd ook wel Koningsweg genoemd vanwege het jaarlijkse Koninklijke bezoek. Tijdens WO l (1914-1918) was Nederland neutraal, maar er waren veel Belgische vluchtelingen die onder meer in het Kamp van Zeist werden gehuisvest (12.000 militairen) en Albertsdorp (hun vrouwen en kinderen) aan de Amersfoortsestraat. In de Tweede Wereldoorlog was het kamp bezet door de Duitsers, na de oorlog in gebruik bij de Koninklijke Luchtmacht. Dat zou tot 2008 duren, daarna heeft het zijn militaire functie verloren.
Historische Vereniging Soest/Soesterberg
Steenhoffstraat 46
3764 BM Soest
De Historische Vereniging Soest/Soesterberg heeft een ANBI-status.