De oudste nederzettingen in Soest lagen waarschijnlijk tegen de hellingen van de Eng, dicht bij de Eemvallei, veilig voor overstromingen van de rivier, eens een zijtak van de Rijn, die zijn wateren ontlastte in het Flevomeer, de voormalige Zuiderzee, thans het IJselmeer. Soyse, Zoys, Suys of Sose, ziedaar de benamingen voor het tegenwoordige Soest in de middeleeuwse kronieken. De betekenis van „Soes" is onduidelijk. Er wordt gedacht aan een spreng of bron nabij de nederzetting. In een opstel over Twente wordt het woord „soes" gebruikt voor bronnenplek of streek in een beekdal. Bronnen en wellen vindt men nog wel bij verschillende boerenhoeven in Soest, waar putten geslagen zijn. Waterleiding ligt nog lang niet overal en sommige boeren in het nabijgelegen Hees doen het nog steeds met een put, die zelfs in de droogste maanden van het jaar nog water bevat.
Als men ergens in Soest rondom zijn heuvels een aantal bronnen zou kunnen terugvinden, dan zou de naam Soest uit het Twentse woord verklaard kunnen worden.
Daarmee is de afleiding uit de naam van een spreng- of brongebied mogelijk geworden, maar nog niet met volkomen zekerheid vast te stellen. Er zijn nog andere, wetenschappelijk echter niet gefundeerde verklaringen, zodat wij omtrent het woord „Soes" nog in het duister tasten. In elk geval is Soest een oud dorp, misschien één der oudste in het Sticht.
In 1006 zou Ansfridus, 18de bisschop van Utrecht, op de heuvel Hohorst (Heiligenberg) bij Amersfoort een klooster hebben gesticht, waaraan hij verscheidene landgoederen ten geschenke gaf, o.a. veertien hoeven onder Hese en Soys met alle horigen die er op woonden. Bij nader onderzoek bleek de oorkonde van 1006 onecht te zijn: zij werd in 1250 opgesteld, om de eigendom van deze goederen te bewijzen. Op 3 februari 1028, volgens onze jaarrekening 1029, bevestigde keizer Koenraad de giften, die bisschop Ansfridus en diens opvolger Adelboldus aan het klooster op de Hohorst hadden geschonken.
Hierin nu komen voor: „14 hoeven tussen Hees en Soest met alle horigen, bovendien 61/2 hoeve onder Soest." Omstreeks 1400 bestond Soest uit eenentwintig hoeven: veertien behoorden aan de abdij van St. Paulus te Utrecht, vier aan de graaf van Holland en drie aan de heer van Abcoude. Onder deze hoeven moeten wij niet onze tegenwoordige boerderijen verstaan. In die tijd was een hoeve een vlaktemaat, met alles wat er op was gebouwd.
De Soestenaren waren horig, dat wil zeggen dat zij hand- en spandiensten moesten verrichten. De feodale landheer kon naar willekeur beschikken over man en paard, wanneer het land of het onderhoud van wegen dit noodzakelijk maakte.
Historische Vereniging Soest/Soesterberg
Steenhoffstraat 46
3764 BM Soest
De Historische Vereniging Soest/Soesterberg heeft een ANBI-status.