De bevolking begint in de negentiende eeuw langzaam te groeien. Het aantal inwoners bedroeg rond 1700 nog ongeveer 75, rond 1800 was dat opgelopen tot 150, in 1847 welgeteld 247 en rond 1900 gegroeid tot ruim 400. Door deze toename steeg ook de behoefte aan voorzieningen. Rond 1850 waren er drie tapsteden, waaronder Huis ten Halve en De Zwaan, en later ook enkele hotels en pensions (Huize Eikenhorst en Rots- en Dennenlust). Dankzij de grote steun en invloed van de familie Bosch van Drakestein, eigenaar van de buitenplaats Sterrenberg, werd er in 1836 een schooltje gesticht. Daarvoor gaven onbevoegde tuinbazen van Sterrenberg en Zandbergen in hun vrije tijd les. De eerste aangestelde hoofdonderwijzer was L.T. Moesveld.
In een Koninklijk Besluit van 1837 wordt toestemming verleend voor het oprichten van een katholieke parochie in Soesterberg en dat wordt vanaf dat moment de officiële naam van het dorp. De eerste aangestelde pastoor Rademaker weet in 1838 de rooms-katholieke kerk te realiseren. Zowel voor de school als de kerk werden alle bewoners aan de Amersfoortschestraatweg tot het verzorgingsgebied gerekend. In 1860 kwam er in Huis ter Heide voor ditzelfde verzorgingsgebied een eerste Hervormde kerk. Een van de initiatiefnemers was de Soesterbergse onderwijzer Moesveld.
Tussen Soest en Den Bergh bestonden in de beginjaren alleen slecht begaanbare zandpaden langs “De Bult”. Eerst in 1820 werd er een Nieuwe Weg aangelegd, maar die kwam al snel in verval. In 1852 werd de weg opnieuw aangelegd, op aandringen van pastoor Rademaker, nog steeds grotendeels onverhard en na twintig jaar weer in vervallen staat. Vanaf 1854 werd er tol geheven ter bekostiging van het onderhoud van de weg. Jhr. mr. Jacob Philip Albert Leonard Ram liet in 1867 aan deze weg landgoed De Paltz bouwen. In 1880 volgde er een derde poging, maar het zou nog tot 1902 duren voordat de weg in zijn geheel werd bestraat. In de jaren 30 werd, in het kader van een werkgelegenheidsproject, de weg verbeterd: de klinkers werden vervangen door betonnen platen.
Toen het vliegveld werd aangelegd, kruiste de weg de landingsbaan; later regelden stoplichten het verkeer. Door het toenemende verkeer werd dat te gevaarlijk en in 1953 werd het tracé verlegd van de Veldmaarschalk Montgomeryweg naar de andere zijde van De Bult, de nieuwe Van Weerden Poelmanweg.
In 1860 werd de “Nederlandsche Centraal Spoorweg Maatschappij (NCS)” opgericht. Zij verkreeg de concessie voor de aanleg van een spoorlijn van Utrecht naar Zwolle. De keuze voor het station bij Soesterberg was niet alleen ingegeven door de goedkope grond, maar ook door de ligging ten opzichte van het Kamp van Zeist. Een groot voordeel was ook dat grote hoeveelheden zand en grind, die nodig waren voor de baanvakken, aangevoerd konden worden vanuit de Soester Duinen en de uitlopers van de “Soesterberg”. Met de opening van het station verdwenen de postkoetsen en diligences uit het straatbeeld. Station Soesterberg werd in 1898 omgedoopt in Soestduinen.
Rond 1880 ontstond het plan om een nieuwe waterleiding aan te leggen op de Soesterbergse heide, nu Soestduinen. De gekozen locatie in Soestduinen was zeer gunstig: er was op niet al te grote diepte zuiver water aanwezig, er was voldoende zand voor de filterbassins, er was een spoorlijn in de buurt voor de aanvoer van kolen voor de pompmachine, en er was een heuvel van 57 meter hoogte (‘De Stompert’) waar een reservoir voor voldoende druk op de leidingen naar Utrecht aangelegd kon worden.
Historische Vereniging Soest/Soesterberg
Steenhoffstraat 46
3764 BM Soest
De Historische Vereniging Soest/Soesterberg heeft een ANBI-status.