BEREND JAN BOEVINK 1881-1972
De beste militaire vliegtuigmonteur in Nederland van 1913 tot 1940
Chef van de ‘Montage’ op vliegkamp Soesterberg
Auteur Dik Top
Berend Jan Boevink werd geboren in Zutphen op 27 februari 1881. Zijn ouders waren weversbaas Berend Jan Boevink (geb. Diepenheim 1852, overleden Voorburg 1942) en Steintjen Bosman (1858-1940). Zij trouwden op 30 juli 1879 in Zutphen. (noot 1)
Zonder twijfel is Berend Jan Boevink jr. de belangrijkste en meest kundige vliegtuigmonteur geweest van het zogenaamde grondpersoneel van vrijwel alle militaire vliegvelden in Nederland, van 1913 tot aan het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog.
Opleiding
Berend Jan Boevink jr. volgde een technische opleiding. Behalve het repareren van motoren en het bouwen van carrosserieën, kon hij ook paarden beslaan en was hij kachelsmid. In 1912 had hij waarschijnlijk al enige tijd een baan in Den Haag, want de eerste huwelijks afkondiging op zondag 14 april werd bekend gemaakt in de Haagsche Courant van 15 april dat jaar. Op 4 mei trouwde hij in Brummen met Johanna Hermina Weenink die daar was geboren op 26 februari 1890. Haar ouders waren schoenmaker Hendrikus Willem Weenink en Jantjen Janssen. Berend Boevink en zijn vouw waren dus één dag na elkaar jarig. Op 25 maart 1913 kreeg het echtpaar in Den Haag een zoon, die zij Berend Jan Willem noemden.
Dankzij Versteegh naar Soesterberg
In deze tijd werkte Boevink in Den Haag als meesterknecht en chauffeur bij de Eerste Nederlandsche Automobiel Maatschappij. Luitenant Willem Versteegh, die toen in Oostenrijk een opleiding volgde voor aviateur (de benaming voor piloot uit de beginjaren van de luchtvaart), meldde zich op een zaterdagmiddag bij dit bedrijf wegens een probleem aan zijn auto. Boevink bekeek de wagen en stelde voor deze de volgende ochtend om 4 uur samen met Versteegh te repareren, omdat hij nog diezelfde dag terug moest naar Oostenrijk. Na de reparatie maakten ze een proefrit op de Boulevard in Scheveningen, waarbij ze een hoge snelheid bereikten. Versteegh overreedde Boevink om te solliciteren bij de op 1 juli 1913 op te richten Luchtvaart Afdeling (L.V.A.) op Soesterberg. Hieraan gaf Boevink gehoor.
In een persoonlijke brief van commandant Walaardt Sacré kreeg hij bericht dat hij per 14 juli was aangenomen. Op 1 september 1913 ging hij met de vliegers Van Heijst, Versteegh en Coblijn naar de Farmanfabriek bij Parijs voor de afname van drie vliegtuigen van het type Farman HF-20. Het kwam goed uit dat hij kort voor die tijd een cursus Frans had gevolgd.
Hoofdwerktuigkundige
Op Soesterberg had hij in het begin vooral te maken met het enige vliegtuig van de L.V.A. - de Brik van Marinus van Meel die het nummer LA1 had gekregen.
Van Meel start met zijn Brik. Rechts in donker pak met pet bij de linker vleugeltip Berend Boevink. (foto:Boevink)
Toen de eerste drie Farmans begin oktober 1913 in kratten verpakt op het vliegveld aankwamen, kreeg Boevink na het monteren van deze machines de persoonlijke verantwoordelijkheid voor het toestel van Versteegh, de LA3. (noot 2) Na zes weken was er nog slechts één Farman bruikbaar, omdat de LA2 van Van Heyst bij rolproeven was beschadigd en Coblijn met zijn LA4 op 15 oktober bij de landing over de kop was gegaan. Genoeg werk aan de winkel. In augustus 1914 werd Boevink met Versteegh en diens Farman wegens het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog overgeplaatst naar Gilze-Rijen. Op 27 september 1915 beschadigde Versteegh de LA3 bij Dreumel. Daarna kwamen hij en Boevink terug naar Soesterberg. Boevink werd toen waarschijnlijk militair en benoemd tot hoofdwerktuigkundige. Daarbij werd aan hem de technische leiding opgedragen van de montagehal, waar alle reparaties werden uitgevoerd en van waaruit ook al het onderhoud van de vliegtuigen werd gedirigeerd.
De eerste drie Farmans HF-20 werden aangevuld met 17 Farmans type HF-22. Hier staat de nummer 9 voor de montagehal. Rechts luitenant Koppen. Boevink met snor vijfde van rechts met zijn elleboog op de vleugel.(foto:Boevink)
In een tijd waarin nog geen sprake was van rijbewijzen, moest Boevink als ervaren chauffeur vaak op pad met de auto’s van de L.V.A. Deze waren voornamelijk van het merk Spijker. Tijdens de oorlogsjaren 1914-’18 ging hij regelmatig 'op tournee’ met een aantal assistenten om buitenlandse vliegtuigen die op Nederlands grondgebied waren geland te demonteren en op aanhangwagens naar Soesterberg over te brengen. (noot 3) De beste daarvan werden na eventuele reparaties in gebruik genomen en meestal ook betaald aan de regering van het land waar ze vandaan wamen. Dit waren de zogenaamde geïnterneerde vliegtuigen. In totaal werden er ongeveer 73 in gebruik genomen.
Te grote capaciteiten om vlieger te mogen worden
Het gezin Boevink kreeg een woning in Soesterberg aan de rechterkant van het dubbele pand direct naast Café Sport van Evert Wijman dat later door diens zoon Piet werd overgenomen. Het adres van Boevink was toen Soesterstraatweg Z.Z. 16.
De woning van het echtpaar Boevink in Soesterberg die direct links naast Café Sport stond. Hun adres veranderde in 1924 en werd toen Banningstraat 16. (foto:Boevink)
Vanuit hun achtertuin keken zij op het vliegterrein en dwars over de vlieghei kon hij in vijf minuten naar zijn werk lopen. Een man die dagelijks zo intensief met vliegtuigen bezig was, wilde vanzelfsprekend zelf ook leren vliegen. Op Soesterberg en elders waren al diverse ‘vliegeniers’ omgekomen. Zijn verzoek om opgeleid te worden werd wegens zijn onmisbare kwaliteiten als ‘mecanicien’ door commandant Walaardt Sacré resoluut van de hand gewezen met ongeveer deze woorden: “Als jij doodvalt, heb ik niemand meer om de vliegtuigen in de lucht te houden.” De goedmoedige Boevink raakte door deze voor hem totaal onverwachte weigering zo boos, dat hij zwoer dan ook nooit met een vliegtuig de lucht in te gaan - zelfs niet als passagier. Als hij zich in zijn lot had geschikt en zich niet had voorgenomen om nooit met een vliegtuig mee te gaan, zou hij zeker de vaste mecanicien zijn geworden van het stuntteam ‘Vijf Vingers’ van Versteegh. In plaats van Boevink vloog zijn collega A. van Dijk (geb. 1886) altijd in de cockpit achter Versteegh mee voor onderhoud en eventuele reparaties.
In de Montagehal werden soms complete vliegtuigen gebouwd, zoals de tweemotorige bommenwerper Vreeburg A-2M naar een ontwerp van de jeugdige Hugo Vreeburg, de eerste ingenieur van de L.V.A. op Soesterberg. Deze had al wél zijn vliegbrevet verkregen. In latere jaren werden ook meerdere vliegtuigen van Fokker nagebouwd; echter meestal wel uit onderdelen van afgeschreven Fokkers.
Ook niet naar Nederlands-Indië
Commandant Hendrik Walaardt Sacré werd eind december 1919 opgevolgd door kapitein Joachim Hardenberg. Ir. Vreeburg was eerder die zomer naar Java vertrokken en werd daar aangesteld als chef van de Luchtvaart Afdeling van het KNIL. Tegen het einde van 1920 solliciteerde Boevink bij deze zelfde afdeling. (noot 4)
Zijn sollicitatiebrief:
“Aan Zyne Excellentie den Minister van Koloniën
Geeft met verschuldigden eerbied te kennen, ondergeteekende, BOEVINK, BEREND, JAN, hoofdwerktuigkundige by de Luchtvaartafdeeling te SOESTERBERG; dat zijn leeftijd thans is 39 jaar; dat hy van de oprichting der Luchtvaartafdeeling, 14 Juli 1913, aldaar in de functie van hoofdwerktuigkundige werkzaam is als chef van de vliegtuigmontageafdeeling; dat hij, blykens bygaand afschrift getuigschrift, vóór dien is werkzaam geweest als meesterknecht by de Eerste Ned: Automobiel My: te ’s-Gravenhage; dat meerdere getuigschriften door hem kunnen worden overgelegd; dat hy volledig bekend is met de montage en herstelling van vliegtuigen, vliegtuig- en andere motoren; dat hy gaarne in aanmerking wenscht te komen voor eene betrekking als burger chef van een der afdeelingen der werkplaatsen van den vliegdienst van het Nederlandsch-Indisch Leger, waarby hy zich voorstelt op een aanvangssalaris van f 500.- per maand te worden aangenomen, met byv. 3 twee jaarlyksche verhoogingen van f 50.- per maand; met vrye overtocht voor hem en zyn gezin, bestaande uit vrouw met een kind.
Reden waarom hy Uwer Excellentie beleefd verzoekt, hem voor de door hem gevraagde betrekking in aanmerking te doen brengen. ‘t welk doende enz.
Soesterberg, 5 October 1920.”
Boevink diende nog een keer een verzoek in om te worden overgeplaatst naar de Indische Luchtvaartafdeeling. In beide gevallen beoordeeld door zijn superieuren en voorzien van het commentaar “Kan niet gemist worden”. Zij moeten zich daarbij hebben laten leiden door de de eerdere beoordeling van Walaardt Sacré, die hem tevens moet hebben verzekerd: “Boevink, je zult er geen schade van hebben.” Dit was de tweede keer dat zijn eerste chef op Soesterberg, juist wegens zijn hoge kwalificaties, zijn verdere carrière direct of indirect in de weg stond.
Een nog groter persoonlijk drama
Berend Boevink was een grote liefhebber van tuinieren. Hij verbouwde zelf zijn aardappels, groenten en veel fruit. Hij en zijn vrouw hadden ook huisdieren, waaronder meestal een hond. Op 19 mei 1923 adverteerde hij in de Soester Courant met: “Eéndags kuikens af te geven à f 0,40. Gelegenheid tot broeden van eieren; minste aantal 75 stuks.”
Zoon Berend van bijna 15 jaar, die op de ambachtsschool in Amersfoort ging, probeerde op 9 maart 1928 ‘s morgens om 8 uur bij restaurant 't Zwaantje in Soesterberg op een rijdende tram te springen. Hij viel daarbij en kwam onder de wielen terecht. Ernstig verminkt overleed hij ter plaatse.
De 13-jarige zoon Berend in 1926 op een foto voor de Chr. Lagere school. Berend jr. vooraan zittend tweede van rechts.(foto: H. Raat)
Een ware tragedie voor het echtpaar Boevink. Ruim anderhalf jaar later, op 6 december 1929 werd dochter Berendina Johanna Willemina (Willy) geboren. Zij had Downs syndroom. Dit bracht veel nieuwe zorgen mee voor de ouders. Een groot vliegtuigmodel dat Berend junior had gemaakt, werd door zijn vader door alle jaren heen bewaard.
Erenaam De Ouwe
Het werktenue van Boevink was een lange stofjas. Hij had daarbij wel altijd een ‘kepie’ op zijn hoofd. En zoals veel mannen in deze tijd had hij een snor.
Boevink met kepie in lichte stofjas staande te midden van zijn personeel voor zijn domein, de ‘Montage’. Op de stoel monteur A. van Dijk die altijd als mecanicien meeging als de ‘Vijf Vingers’ elders een vliegshow gaven. (foto:Boevink)
Door iedereen werd hij zeer gerespecteerd en waarschijnlijk daarom steevast ‘De Ouwe’ genoemd. Als er een vliegtuig laag over het veld scheerde, en de motor er van niet helemaal ‘zuiver’ liep, wist hij meteen wat de oorzaak van het mankement was. Of hij ooit de rang van sergeant heeft gehad is onduidelijk, maar op 13 mei 1930 werd hij van de rang sergeant-majoor bevorderd tot adjudant.
zeldzame foto van adjudant Boevink in uniform.( foto:Boevink)
De synchronisator van Fokker verbeterd
Anthony Fokker en zijn medewerkers hadden in 1915 in Duitsland een mechanisme ontwikkeld dat het mogelijk maakte om met machinegeweren tussen de propellerbladen door te schieten. Dit systeem werd sinds 1919 ook op alle bewapende vliegtuigen van de L.V.A. aangebracht. Deze “synchronisator” bleek echter niet altijd helemaal goed te voldoen. Tijdens een schietoefening in de lucht werd een keer een propellerblad afgeschoten, waardoor de motor van zijn fundatie werd losgerukt. Alle bouten knapten af en de motor kwam los in het frame te liggen. In samenwerking met W.S. du Pree van de wapenkamer experimenteerde Boevink twee jaar lang om dit mechanisme te verbeteren. Uit proeven bleek duidelijk dat hun vinding uiteindelijk beter voldeed dan die van Fokker. Het aantal schoten per minuut kon tevens worden opgevoerd van 350 naar 450. De clou van de verbetering van Boevink was dat de ingewikkelde overbrenging met 20 draaipunten werd vervangen door een buigzame staaldraad waarmee kon worden getrokken en geduwd en dat slechts twee draaipunten overbleven.
Bovendien kon deze staaldraad die vrijwel geen plaats innam overal worden aangebracht. Dit systeem van Boevink/Du Pree werd vervolgens de standaarduitrusting. Fokker en Koolhoven namen het ook over.
De schijf die men tijdens schietproeven op de grond met de gesynchroniseerde mitrailleurs op de propeller monteerde, om uit te vinden op welke afstand van de propeller de kogels passeerden. Rechts het resultaat met het systeem Fokker, links dat van Boevink, dat duidelijk beter bleek te zijn.(foto:Boevink)
De gratificatie die Boevink was toegezegd werd niet uitbetaald. Hij moest zich tevreden stellen met een pluim van de commandant op diens kantoor en een handdruk namens de minister van oorlog.
In 1931-’32 werd naar een ontwerp van De Tollenare onder de leiding van Boevink het lesvliegtuig Fokker S.2 nummer 94 verbouwd tot een ambulancevliegtuig.
Foto’s van de Fokker S.2 op Soesterberg zijn uiterst zeldzaam. Hier de 94 in zijn oorspronkelijke gedaante. (foto:NIMH)
Het nog niet geheel voltooide Fokker S.2 lesvliegtuig dat o.l.v. Boevink werd omgetoverd tot een ambulancevliegtuig werd op 22 oktober 1931 gedemonstreerd voor prins Hendrik, die hier achter het toestel ernstig toekijkt.(foto:NIMH)
Deze nieuw gedoopte S.2A werd in 1932 in gebruik genomen en fungeerde prima tot in mei 1940. (foto:NIMH)
Het kreeg als gevolg daarvan een totaal ander uiterlijk en de nieuwe aanduiding S.2A. Met grote rode kruisen op de romp en de vleugel werd het in februari 1932 door Versteegh ingevlogen. Dit toestel werd daarom ook wel Het Rode Kruis-vliegtuig genoemd. Het verrichtte op diverse locaties in Nederland goede diensten tot de inval van de Duitsers.
Boevink kwam met meer belangrijke vindingen, waarvan sommige zouden kunnen worden gekarakteriseerd als uitvindingen. Zie onder.
Eigen woning
Nadat Boevink op 1 juli 1933 was bevorderd tot Opzichter 1e Klas, kochten hij en zijn vrouw in 1936 een huis ruim honderd meter richting het centrum van het dorp Soesterberg, ook op de Banningstraat. Ze verhuisden van nummer 16 naar nummer 76. Hier had aannemer Jan in ‘t Hout acht jaar gewoond. Zijn huisnummer was in het begin 32. Dit pand op Sectie E. 1659 was tot dan één woning. (noot 5) Boevink verkreeg hetzelfde jaar van de gemeente toestemming om het huis te verbouwen tot een dubbel woonhuis. Hij ging zelf in de linker helft wonen met nummer 76A. Hij moest wel bij de gemeente een aanvraag doen om voor zijn gedeelte een eigen pad als toegang te mogen aanleggen. In het rechter deel op nummer 76 kwam zijn collega A. Dumerniet. Deze werkte op de houtafdeling van het vliegkamp.(noot 6).
In 1938 verzocht Boevink de gemeente om vergoeding van onkosten voor het vervoer van zijn dochter Willy naar de openbare school voor buitengewoon onderwijs in Amersfoort. Eind augustus dat jaar kreeg hij de ere-medaille, verbonden aan de Orde van Oranje-Nassau in goud met de zwaarden. Zijn functie was nog steeds opzichter 1e klasse.
Adjudant Boevink links tijdens de uitreiking van de gouden medaille in 1938.(foto:NIMH)
Regelrechte vernederingen
Het uitgebreide dagboek dat commandant van de L.V.A. Hendrik Walaardt Sacré schreef, loopt van 3 oktober 1913 tot aan 23 december 1919. Terwijl een weinig succesvolle vlieger zoals Louis Coblijn in dit verslag enige tientallen keren wordt genoemd, komt de naam van de volgens de commandant zelf volstrekt onmisbare mecanicien Boevink slechts 2 keer in zijn verslag voor.
Het gedenkboek Luchtvaartafdeling 1913 - 1 juli - 1938 werd geschreven door de (ex)-commandanten van de L.V.A. met aanvullingen over de verschillende diensten door negen andere onder-commandanten. De prestaties van de vliegeniers treden hierin vanzelfsprekend sterk op de voorgrond. Kenmerkend voor de geest in die jaren, vooral de rol van de officieren. Daar waar de werkzaamheden van het technische en andere grondpersoneel aan de orde komen, zijn - ook weer traditiegetrouw - nauwelijks namen vermeld. Terwijl in deze jubileumuitgave foto's zijn opgenomen van vrijwel elk type geïnterneerd vliegtuig uit de periode 1914-'18, (buitenlandse producten!) is in dit boek geen enkele foto te vinden van de werkplaatsen of van de mannen die daar hun onmisbare taak verrichtten.
Als in dit uitgebreide boek enkele van de vele belangrijke en concrete bijdragen die adjudant Boevink als chef van de Montage, en zijn medewerkers leverden tóch worden beschreven - waaronder de verbetering van de wereldberoemde synchronisator van Fokker en de rigoureuze verbouwing van de Fokker S.2 tot ambulance vliegtuig - is zijn naam onvindbaar. De enige aantekening over Boevink is deze: “Van de allereerste mecaniciens is er thans nog slechts één in Soesterberg over, n.l. de Adj. O.-O. H.A. Boevink, nu Opzichter 1e klasse van de montage.” ...... met verkeerde voorletters. (H.A. in plaats van B.J.) En in het met de hand geschreven dankwoord voorin dit boek prijkt zijn naam eveneens foutief als H. Boevink. ….
Juni 1938. Acht handtekeningen van zijn 'superieuren', onder wie officier-vlieger I.
Brokaar, en niemand scheen op te merken dat zijn voornaam Berend met een
B. moet worden gespeld in plaats van een H.
Door de oorlog vervroegd pensioen
Toen ons land in september 1939 mobiliseerde en Vliegkamp Soesterberg successievelijk werd ontruimd, waarbij vrijwel alle vliegtuigen met personeel westwaarts verhuisden, bleef Boevink op zijn post in Soesterberg. In januari 1940 diende hij bij zijn superieuren van het Luchtvaartbedrijf (L.V.B.) op Soesterberg op grond van zijn lange en uitgebreide ervaring een verzoek in om te worden bevorderd tot hoofdopzichter. Niet bekend of dit werd ingewilligd. De taak als chef van de Montage behield hij tot aan het uitbreken van de oorlog. In die laatste maanden vóór 10 mei kwamen naar het bijna verlaten Vliegkamp Soesterberg nog wel regelmatig vliegtuigen voor onderhoud, kleine reparaties en aanpassingen. Na de inval van de Duitsers werd Boevink op wachtgeld gesteld. Hij was toen 59 jaar en kreeg vermoedelijk in de loop van de bezettingstijd zijn pensioen. In zijn grote, goed verzorgde moestuin had hij diverse vruchtbomen en ook een bijenkorf. Dochter Willy werd in december 1949 ondergebracht in de Johannes Sichting (later omgedoopt tot Sterrenberg - nu Abrona). Regelmatig verbleef ze enige dagen bij haar ouders.
De 81- jarige Berend met vrouw en dochter Willy voor hun woning op de Montgomeryweg 39 in 1961.(Foto:Dik Top)
In 1960 werkte hij aan een uitvinding, een fiets die tijdens het trappen werd ‘opgewonden’, waarna de berijder een stuk zou moeten kunnen rijden zonder te trappen. Een jongere broer van hem werkte bij de Hoogovens in IJmuiden. Deze leverde hem een aantal onderdelen voor deze fiets die hij verder wilde opbouwen op het frame van een oude bromfiets die hij in 1960 kocht. Het principe van zijn uitvinding wilde hij niet prijsgeven.
Wel vergeten - maar nog niet dood
In deze zelfde periode ontving zijn vrouw een brief van het Ministerie van Defensie in Den Haag met een onverwacht verzoek: Of ze maar zo vriendelijk wilde zijn de medaille die in 1938 aan haar man was uitgereikt terug te sturen …. Men had kennelijk vernomen dat haar man zou zijn overleden. Hij was echter nog springlevend.
Uiteindelijk toch een keer de lucht in
De bejaarde Berend Boevink liet zich overhalen om op 18 juni 1963 - tegen zijn oude gelofte in - een vlucht mee te maken. Met een Fokker F.27 van de KLu ging hij met een aantal oudgedienden als passagier van Soesterberg naar Leeuwarden in verband met een reünie van 'Oud-Soesterbergers' aldaar. Hij was toen 82 jaar oud. Deze ‘luchtdoop’ van een man die gedurende het grootste deel van zijn volwassen leven had bijgedragen aan de ontwikkeling van het Nederlandse luchtwapen, kwam dus wel op een erg laat moment. Wij kunnen slechts raden welke gedachten tijdens deze vlucht in hem om gingen.
Berend Boevink overleed op 9 april 1972. Zijn vrouw verhuisde daarna naar de pas in gebruik genomen flat voor bejaarden, De Drie Eiken. Zij overleed op 19 mei 1974. Het leven van dochter Willy in Sterrenberg/Abrona eindigde op 12 juni 1989. Ze werd net geen 60 jaar.
Geen Boevinkstraat
Reeds in 1928 kreeg Soesterberg de Luitenant Koppenlaan. In 1953 kwam er een Fokkerstraat en een Plesmanstraat, in 1954 gevolgd door de Van Weerden Poelmanweg. Sindsdien zijn ongeveer tien andere vliegpioniers, acht vliegtuigtypes en enige ruimteprojecten aan straten in Soesterberg verbonden. Ja, piloten en voor het merendeel buitenlandse vliegtuigen, zoals de geïnterneerde Duitse Aviatik, de Franse Morane en Spad waarvan slechts enkele exemplaren hier ooit zeer korte tijd dienst deden. Door de Straatnaamcommissie zijn de mannen van het grondpersoneel met als hun belangrijkste vertegenwoordiger Berend Boevink volslagen genegeerd. En de 58 in Amsterdam gebouwde Spijker-vliegtuigen waarop van 1919 tot in 1925 heel veel vliegers hun eerste lessen op Soesterberg kregen, schijnen ook totaal niet van historische interesse te zijn.
De woning van Boevink op de Montgomeryweg viel sinds de aanleg van de N237 meer op dan vroeger. Het verkeer langs deze woning nam door deze vierbaansweg enorm toe. Sinds de overkapping van deze weg in 2016 is de rust hier grotendeels weergekeerd.
De woning van Boevink op Montgomeryweg 39 stond van 1972 tot 2016 pal tegen de zeer drukke N237. Sinds deze weg is ingegraven en hier ter plekke is overdekt, is de rust er grotendeels weergekeerd. Deze foto is genomen in 1982. (Foto:Dik Top)
ANDERE VERBETERINGEN DIE WERDEN DOORGEVOERD OP BASIS VAN AANWIJZINGEN VAN BOEVINK
* * * *
Noot 1.
De grootouders van Boevink waren vermoedelijk Berend Jan Boevink en Hendrika Christina Hagedoorn die in maart 1904 in Diepenheim (Ov) hun 60-jarige bruiloft vierden. De broers en zusters van Berend Jan Boevink nr. 3 waren: Nico (Zutphen 13 juni 1883), Aleida Hendrika Johanna (Zutphen 3 mei 1885), Johannes (Zutphen 4 april 1889), Steintjen (Zutphen 28 april 1891) en Garritdina (Zutphen 7 januari 1894).
Noot 2.
Omstreeks 1960 onderstreepte Versteegh in een interview dat hij zonder de inzet van mecanicien Boevink nooit de prestaties had kunnen leveren waarmee hij in binnen- en buitenland zegevierde. Hij noemde hem zeer bekwaam en buitengewoon betrouwbaar.
Noot 3.
De meeste van deze Duitse, Franse en Britse vliegtuigen landden in Zeeuws-Vlaanderen en vooral in de buurt van het plaatsje Cadzand. Volgens Boevink sprak men daarom in Soesterberg wel van ‘de fabriek in Cadzand’. Zo kwamen in totaal 107 vliegmachines op Soesterberg terecht. Het gevolg was dat hier de meest vreemdsoortige toestellen vlogen, totdat vanaf 1919 de producten van Fokker volledig gingen domineren.
Noot 4.
Het lijkt aannemelijk dat ir. Hugo Vreeburg (1889-1973) Boevink op de gedachte bracht, of zelfs aanmoedigde zijn voorbeeld te volgen om Soesterberg te verlaten. Vreeburg had tot aan de Japanse invasie de technische leiding van de luchtvaart afdeling van het KNIL. Na de oorlog keerde hij naar Nederland terug. Toen in 1971 het Luchtmacht museum op Soesterberg naar het Kamp van Zeist werd overgebracht en de nieuwe naam Militaire Luchtvaart Museum kreeg, werd de tweede hal daar naar ir. Vreeburg genoemd.
Noot 5.
Ondanks dat het gezin Boevink slechts één keer in Soesterberg verhuisde, veranderde hun adres 6 keer. Hun eerste woning had eerst als adres Soesterstraatweg Z.Z. 16, daarna Banningstraat 16 en sinds ongeveer 1929 Banningstraat 42. De woning op Banningstraat 76A kreeg in 1945 als adres Montgomeryweg 76A en na de hernummering op 1 september 1954 nummer 39. Hun eerste huis werd overgenomen door metselaar Teus de Bruin. Dit kreeg kort voor de oorlog nummer 68 en werd in de loop van 1940 op last van de Duitsers afgebroken.
Noot 6.
Dumerniet woonde eerder op Van Maarenstraat 14, samen met Cornelis Dumerniet (zijn broer?) en diens echtgenote. Cornelis kwam op 28 juli 1926 om als vlieger, door een botsing van zijn Fokker S.4 nummer 106 met het vliegtuig van Piet van der Griend. Hij stortte neer vlakbij Theehuis Soesterdal. Hij was 27 jaar. Van der Griend en zijn leerling gingen ook tegen de grond, maar raakten niet gewond.
BRONNEN
Persoonlijkle gesprekken Bijdrage van Frits Gerdessen
Historische kranten
Historische Vereniging Soest/Soesterberg
Steenhoffstraat 46
3764 BM Soest
De Historische Vereniging Soest/Soesterberg heeft een ANBI-status.